Geld is ook niet alles
In een rondgang van pakweg vijftig minuten meer opsteken dan in tientallen schooluren economieles? Da’s te mooi om waar te kunnen zijn. Wel een feit: wie het fonkelnieuwe Geldmuseum dommer verlaat dan hij er het binnenkwam, liep er met een blinddoek om. „Salaris komt van het woord zout, sal in het Latijn.” En op het hoofd van koningin Beatrix géén voetstappen.
Geld is ook niet alles. Bepaald niet zelfs. Twee Afrikaanse tieners werden in augustus 1999 dood aangetroffen in het rechterlandingsgestel van een vliegtuig van het Belgische Sabena. Het toestel had er een vlucht van Conakry in het Afrikaanse Guinee naar Brussel opzitten. De jongens van 14 en 15 jaar bleken hoog in de lucht niet opgewassen tegen temperaturen ver onder het vriespunt. Het verhaal was destijds goed voor een paar regels in de landelijke dagbladen.In de Loonstrook, een lange, statige gang die dwars door het Geldmuseum in Utrecht heenloopt, staren twee paar pikzwarte kijkers de bezoekers aan. „Ik denk niet dat dát die twee jongens zijn”, legt woordvoerder Cees ten Thije uit. Wat wel echt is, is een handgeschreven briefje in het Frans dat na het tragische ongeval werd teruggevonden. Daaruit blijkt dat de Afrikaanse pubers zelf al niet zo veel vertrouwen hadden in hun expeditie.
Het gaat in Utrecht om de moraal van dit verhaal: het afscheidsbriefje -„Excellences, Messieurs les responsables d’Europe”- leert dat Koita Yaguine en Tounkara Fodé hun land wilden ontvluchten vanwege de armoede. Ze waren op zoek naar een beter bestaan. Geldgebrek dreef hen.
Wat doen mensen met geld en wat doet geld met mensen? De centrale vraag die in het Geldmuseum wordt gesteld, is vele keren breder dan wat technische informatie over een euromuntstuk of een chipknip. Wat is een kredietbrief? Hoe komt het dat mensen waarde toekennen aan bijna waardeloze brokjes metaal of strookjes papier? Waar liggen de wortels van een volksoproer? Hoezo is er een dagelijks keuzeprobleem? Wat doet armoede met een mens? Zijn er überhaupt oplossingen?
Belerend is het goede woord niet, vindt Ten Thije. Bewustwording wel. „Bezoekers kunnen met hun toegangskaart achter hun financiële identiteit komen. Ben ik een big spender of een vrek? Daarover vellen wij vervolgens geen oordeel, we hopen wel dat de multimediale presentatie mensen aan het denken zet.”
Geld is emotie, psychologie speelt een grote rol. Uiteraard zijn er -in de Schatkamer- vitrines met munten en bankbiljetten, wordt de historie van het geld(verkeer) belicht en is het mogelijk om in de moderne bibliotheek diep te graven in de wetenschap die numismatiek (munt- en penningkunde) heet. Ten Thije: „Het Geldmuseum brengt vooral het alledaagse van geld dichterbij. Het verhaal van de mevrouw die treurt omdat ze niet meedeed aan de Postcodeloterij en daardoor als enige in de straat niet in de prijzen viel. Ook dat is geld.”
Heden en verleden lopen in het Geldmuseum naadloos in elkaar over. De oude bibliotheek op de eerste verdieping ademt historie. De geur van vergeelde bladzijden hangt onmiskenbaar in het vertrek. Olieschilderingen van de hand van Friese schilder Ids Wiersma beelden net onder het plafond het muntproductieproces in de voormalige muntfabriek aan de Oude Gracht in Utrecht uit.
Luttele meters lager flonkeren versgeslagen muntstukken bezoekers tegemoet. Een soort Berlijnse Muur vormt de scheiding tussen het museum en de productieruimte waar Nederlandse euromunten van de band rollen. Op één plaats in het gebouw -vanaf de Gouden Berg- bieden glaspanelen een doorkijkje naar de muntfabriek. „Fotograferen is streng verboden. Een suppoost zal daarop toezien”, vertelt voorlichter Ten Thije. Het oog zal niet snel verzadigd raken van wat daar te zien valt. Geld is niet alles, duizenden splinternieuwe muntstukken in grote verzamelbakken spreken wél tot de verbeelding.
Geld inspireert. De eerste tijdelijke tentoonstelling, ”Kunst van geld”, levert het bewijs. De biljettencollage van kunstenaar Rob Scholte is fraai, de Spielerei van Ronald Wigman met Braziliaanse 5000 cruzadobiljetten ook. Bloot op verschillende afbeeldingen is kennelijk niet te vermijden.
De Gulden Middenweg voert door de binnentuin, over de vroegere kluizen van de Munt. Onder een glasplaat liggen munten uit het piekentijdperk ter waarde van 80.000 gulden, allemaal met de muntzijde naar boven gekeerd. „Je mag natuurlijk niet over het hoofd van koningin Beatrix lopen”, legt Ten Thije uit. Willem-Alexander gaat de Gulden Middenweg te onthullen, als officiële openingshandeling. Hij zal zijn moeder niet zien, maar weet haar zeker onder zijn schoenzolen. Zo veel weet de kroonprins wel van geld af.
Op donderdag 24 mei opent prins Willem-Alexander het Geldmuseum in Utrecht aan de Leidseweg 90. Vanaf 25 mei is de tentoonstelling voor het publiek toegankelijk. Meer informatie: www.geldmuseum.nl en 030-2910492.
Twee jaar breken en bouwen
De Munt heet het gebouw in de volksmond. Koninklijke Nederlandse Munt is de officiële naam. Ruim twee jaar breken en bouwen levert een verrassend ”nieuw oud interieur” op.
Verlaagde plafonds, linoleum op de vloeren, het was bij de sluiting van het Nederlands Muntmuseum in 2005 niet zoals het moest wezen. In ieder geval niet zoals rijksbouwmeester C. H. Peters het in 1908 had uitgedacht.
Nederlandse munten werden tot het begin van de twintigste eeuw aan de Oude Gracht in Utrecht geslagen. Toen de ruimte daar te krap werd, verhuisde de Munt naar het terrein van de voormalige Utrechtse Beetwortelsuikerfabriek aan het Merwedekanaal en de Leidse Rijn. Vaarwater naast de deur was een voorwaarde die muntmeester Van den Wall Bake inbracht. Wel zo handig in verband met de transportmogelijkheden.
In 1911 rolden de eerste munten in het pand aan de Leidseweg van de band. Dat is tot op de dag van vandaag het geval. De Koninklijke Nederlandse Munt slaat niet alleen alle Nederlandse euromunten, maar neemt als commercieel bedrijf ook opdrachten van derden aan.
De buitenkant van het monumentale pand met z’n trap- en topgevels, zuilen en obelisken is grotendeels intact gebleven. De bouwstijl grijpt terug op de architectuur van de gouden eeuw en gaat als Hollandse neorenaissance door het leven. Opvallende spreuk boven de hoofdingang: ”Het geld hier uit metaal verkregen zij nooit ten vloek doch steeds ten zegen”.
Als het museum aan het eind van deze maand de deuren heropent, krijgen bezoekers veel van het oorspronkelijke karakter van het interieur van 1911 te zien. Zo zijn de opzichtersbalkons in de zaal met de expositie ”Kunst van geld” in ere hersteld. De bordestrap met opengewerkte leuningen met veel decoratiesmeedijzer is een aandachttrekker van formaat. Hoge glas-in-loodramen zorgen bij daglicht voor de passende sfeer.
Som van drie delen
Het Geldmuseum is een som van delen: het Rijksmuseum Koninklijk Penningkabinet, het Nederlands Muntmuseum en de numismatische sectie van De Nederlandsche Bank.
De fusie werd al in januari 1994 voorgekookt door de Tweede Kamer. Tien jaar later was het samengaan een feit. Uiteindelijk doel: een nationaal numismatisch, monetairhistorisch en geldgedragskundig museum en onderzoeksinstituut. Met de opening van het Geldmuseum wordt een belangrijke stap in die richting gezet.
Stadhouder Willem IV (1748-1751) stond ooit aan de wieg van het Koninklijk Penningkabinet. De Oranjes na hem verzamelden stug door, een hobby die overigens door alle Europese vorsten werd beoefend. Zij brachten kunst, munten en uitgebreide bibliotheken over belangrijke historische gebeurtenissen bij elkaar.
’s Rijks Munt is sinds het midden van de negentiende eeuw in de weer met de instandhouding van een ”munt- en medaillekabinet”. In eerste instantie werd de verzameling gevoed met ingeleverde oude muntstukken. Vrijwel gelijktijdig werd een begin gemaakt met de opname van twee exemplaren van ieder product uit eigen huis, munten zowel als penningen en andere zaken.
De Nederlandsche Bank (DNB) bezit een verzameling van in Nederland en in de koloniën geslagen muntstukken. Buitenlandse munten behoren eveneens tot de collectie: die werden DNB aangeboden als geschenken. Uiteraard beschikt de hoeder van het Nederlandse geldverkeer over een uitgelezen collectie bankbiljetten vanaf 1814, het eerste uitgiftejaar.
Het Geldmuseum toont de collecties nu gezamenlijk aan het publiek. Voor het culturele en wetenschappelijke aspect van geld in al z’n vormen en uitingen is speciaal iemand in dienst genomen: Gerard Borst mag als onderzoeker van de geldcultuur de doelstelling van het nationaal museum verder gestalte geven.