Begeren
U zult mij zeggen dat geen mens de Geest en de genade kan begeren dan die eerst de Geest der genade heeft. Wij zijn niet bekwaam iets goeds te denken van onszelf. Ik antwoord dat dit waarachtig is, maar ik zeg ook dat dit het eerste werk van Gods Geest is in hen die Hij tot de zaligheid nodigt. Hij werkt in hen een gevoel van hun gebrek en dan doet Hij ze roepen om genade.
Eerst maakt Hij hen arm van geest, treurig, zachtmoedig en ootmoedig vanwege hun geestelijke armoede. Dan verwekt Hij in hen een honger en dorst naar gerechtigheid. Hij stort over hen uit de Geest der genade en van het gebed. Zo haast als Hij in het hart begint te komen, zo haast is ook het werk der genade in iemand begonnen. Zo maakt Hij hem vol en overvloedig in bidden en smeken tot God om barmhartigheid en genade.De apostel zegt in de brief aan de Galaten: „En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God de Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten…” Hoe openbaart die Geest zich voor het eerst in het hart? Hij doet dat door te roepen: „Abba, Vader.” Mits dat wij tot God roepen als onze Vader om barmhartigheid en genade.
Arthur Hildersham, predikant in Leicester (”De Fonteyne des Levens”, 1669)