Alexander Sizoo delfde schatten uit heidense cultuur
BORNE - Alexander Sizoo, een begrip. Wie kent niet zijn vertaling van Calvijns Institutie en de Confessiones van Augustinus? Dr. J. Zwaan vereert hem met de biografie ”Calvinistisch Classicus”. „Sizoo was een overtuigd gereformeerd wetenschapper die het positieve in de heidense cultuur waardeerde zonder de kritische zin te verliezen.”
Alexander Sizoo werd op 23 mei 1889 in Gorinchem geboren. Hij studeerde klassieke letteren aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en werd al snel conrector aan het Christelijk Lyceum te Hilversum. In die periode vertaalde hij de Confessiones van Augustinus (1928). In 1933 volgde de benoeming tot hoogleraar Griekse en Latijnse taal- en letterkunde aan de VU.Sizoo is vooral bekend geworden door zijn publicaties over Augustinus. Zijn studie ”Augustinus: leven en werken” (in 1957 als definitieve studie van een bewerking eerder in 1929) is tot op heden de enige Nederlandse wetenschappelijke biografie van Augustinus. Andere werken zijn ”Augustinus over het Credo” (samen met G. C. Berkouwer), de bloemlezing ”Uren met Augustinus” en tal van artikelen over de Latijnse kerkvader.
Maar ook breder ontwikkelde Sizoo zich. Hij vertaalde de Institutie van Calvijn integraal. Het boek verscheen van 1931 tot 1932 in drie kloeke delen. Meer heeft hij wegens tijdgebrek niet aan Calvijn kunnen doen, omdat de antieke wereld zijn eerste belangstelling had. Zijn boeken ”De antieke wereld en het Nieuwe Testament” en ”Uit de wereld van het Nieuwe Testament” oogstten veel bekendheid in christelijke kring, alsmede ”Het oude christendom in zijn verhouding tot de antieke cultuur” en ”Christenen in de antieke wereld”.
Overtuigd gereformeerd
Zwaan (1933) studeerde klassieke letteren aan de VU en was enige tijd leerling van Sizoo. Hij herinnert zich hem als een integer en fijngevoelig mens. „Hij was een mild man. Hij stelde aan zijn promovendi geen onredelijke eisen. Hij had een ontwikkelde smaak en een fijne neus voor literaire kwaliteit. Hij kende een enorme werkkracht en leek op dit punt ook op Augustinus. De laatste vijftien jaren leefde hij vanwege hartproblemen voortdurend op de rand van de dood.”
Sizoo was een overtuigd gereformeerd wetenschapper, zo laat Zwaan in zijn boek (uitg. De Zaak Haes, Amstelveen) zien. „In dit opzicht behoorde hij tot de oude garde van de VU toen deze nog christelijk was. Ik vind het jammer dat het boek van Van Deursen over de VU, met alle kwaliteiten die het heeft, toch te summier over Sizoo is geweest. Sizoo wordt vaak gekenschetst als iemand die alleen populariserende werken schreef. De hoogleraar kende echter de bronnen en werd ook als vakman gerespecteerd.”
Het boeiende van Sizoo is volgens Zwaan dat hij een positief-kritische houding aannam ten aanzien van de heidense cultuur. „Bij hem vindt men een mengeling van antithese en synthese, zoals dat in de termen van Kuyper heette. Het was volgens hem de taak van de christenwetenschapper om de kostbare schatten uit het heidendom op te delven en te gebruiken voor de verkondiging van het Evangelie.
Sizoo stelde letterlijk dat de Grieken en Romeinen, hoewel heidenen, door Gods genade bijzonder met geestelijke gaven en talenten begiftigd waren. Maar een synthese, in de zin van vermenging met niet-Bijbelse inhoud, verwierp hij. Hij kritiseerde ook sommige kerkvaders die te positief stonden ten opzichte van sommige filosofische opvattingen van heidense auteurs.”
Klassieke vorming
Sizoo was overtuigd voorstander van gedegen taalstudie en van klassieke vorming. Met Groen van Prinsterer (op wiens relatie met de oudheid Zwaan promoveerde) was hij van mening dat de oude talen de grondslag van de wetenschappen waren, de sleutel tot alle geleerdheid.
„Sizoo zag in zijn tijd de bui al hangen dat de klassieke talen het moesten afleggen tegen de bètawetenschappen. Hij waarschuwde tegen het doorsnijden van de band van Nederland met zijn culturele verleden. De pedagogische waarde van de klassieke vorming was dat door de kennis van de oude talen ook degelijke kennis van de klassieke cultuur werd opgedaan.”
De studie van de klassieke talen ontwikkelde volgens Sizoo de nauwkeurigheidszin en leerde mensen lezen. Treffend citaat: „In onzen tijd, die met al de oppervlakkigheid der popularisatie van velerlei dingen op velerlei wijze op onze receptieve jeugd aankomt, kan het niet genoeg gewaardeerd worden, wanneer de jonge mensen er toe gezet worden om een moeilijke stof in langzaam maar meedoogenloos-gelijkmatig tempo de baas worden.”
Sizoo waarschuwt vervolgens tegen het „radio-achtig van den hak op den tak springen”, het vluchtig opnemen van „verfilmde wetenswaardigheden en curiositeiten” in plaats van het „moeizaam doorworstelen van een uitgebreide stof.”
Evenmin moest hij iets hebben van vernieuwingsdrang in het onderwijs. De kern van de leerstof behoefde niet met de tijd veranderd te worden, want de mens bleef gelijk. „Sizoo was reeds bezorgd over de gymnasiale vorming in zijn tijd. Hij heeft alleen maar gelijk gekregen. Aan de gymnasiale vorming is onherstelbare schade toegebracht, zowel doordat het Grieks facultatief is gesteld als door de drastische verlaging van de eisen voor de kennis van de Latijnse en Griekse grammatica. De huidige gymnasiumleerling kent geen enkel rijtje meer uit het hoofd.
Het gymnasium was voor Sizoo de plaats van de geesteswetenschappen waarin de mens belicht werd in zijn geestelijke bestaan. Zo kon deze opleiding een tegengif zijn tegen dreigend vakidiotisme en eenzijdige nadruk op de natuurwetenschappen.”
Zwaan betreurt het dat onder theologen de kennis van de klassieke talen steeds meer afneemt. „Een predikant die geen Grieks of Hebreeuws kent, brengt niets nieuws. Je leert daar niets van. De antieke oudheid gaf een geweldige ontplooiing van de cultuur waar we nog steeds op teren. Denk aan de Griekse tragedies, maar ook aan het Romeinse recht. Studie van de klassieke cultuur is vormend, en biedt tegengif tegen de verloedering van de cultuur die we nu massaal meemaken.”