Kerk & religie

Kerken groeiden mee met handel

„Wil je je nu echt in het verleden wanen, dan moet je Teellinck en Udemans in je gedachten voorbij zien lopen. Ze kwamen hier regelmatig om met de bestuurders overleg te hebben.” Gemeentearchivaris H. Uil uit Zierikzee wijst op het plein van de abdij in Middelburg. Toeristen hebben dit mooie plekje kennelijk nu nog niet ontdekt. De rust doet weldadig aan. Eeuwenoude bomen overschaduwen historische gebouwen.

K. van der Zwaag
27 August 2002 09:18Gewijzigd op 13 November 2020 23:46
MIDDELBURG - H. Uil: „De Oostkerk bepaalde duidelijk het stadsbeeld van Middelburg. De kerk is gebouwd in de bloeitijd van de zeventiende eeuw. Er kwamen veel vluchtelingen uit Vlaanderen en dankzij de handel groeide de gemeente.” - Foto Wim van Vossen
MIDDELBURG - H. Uil: „De Oostkerk bepaalde duidelijk het stadsbeeld van Middelburg. De kerk is gebouwd in de bloeitijd van de zeventiende eeuw. Er kwamen veel vluchtelingen uit Vlaanderen en dankzij de handel groeide de gemeente.” - Foto Wim van Vossen

Het centrum van Middelburg heeft veel geleden onder de Duitse bombardementen in 1940. Zo werd de abdijkerk, het centrum van de kloostergemeenschap, nagenoeg geheel verwoest en van het stadhuis bleven alleen de gevels overeind. Kostbare archieven verdwenen in de vlammen, evenals vele doop-, trouw- en begraafboeken van Zeeuwse hervormde gemeenten. Maar alles is zeer deskundig opgebouwd in oorspronkelijke staat. „Boze tongen beweerden zelfs dat oude kerken elders in Zeeland zijn afgebroken om de stenen voor de herbouw van de abdijkerk te leveren.”

We lopen naar de Oostkerk, in de zeventiende eeuw een van de zes protestantse kerken in Middelburg. De kerk moest het aanzien van de stad verhogen en tegemoetkomen aan de snelle groei van de toenmalige Nederduitse Gereformeerde Kerk. De financiering had plaats door extra belasting op wijnen en bieren. In 1667 werd de bouw van de typische barokkerk voltooid. „De naam van deze koepelkerk werd, in lijn met de gereformeerde traditie, ontleend aan de windrichting waarin zij stond”, zegt Uil. „De Oostkerk bepaalde het stadsbeeld. De kerk is gebouwd in de bloeitijd van de zeventiende eeuw. Er kwamen veel vluchtelingen uit Vlaanderen en dankzij de handel groeide de gemeente.”

Hier was Smijtegelt predikant. Veel uit die tijd is nog over. Uil: „Soms zie je ingrijpende veranderingen als gevolg van liturgische vernieuwingen, maar deze kerk is nog in oorspronkelijke staat gelaten. Dat laat ook duidelijk zien dat de kerk alleen voor de woordverkondiging gebruikt wordt.”

De bloeitijd van de protestantse kerk is voorbij, zegt Uil, als we de Oostkerk verlaten. „Middelburg had in zijn bloeitijd twaalf predikanten, 24 ouderlingen en 24 diakenen.” Bekend is dat Willem Teellinck spreekt over avondmaalsdiensten waarbij in de verschillende kerken honderden het sacrament gebruikten en in één kerk zelfs „meer dan duizend.” Van het rijke protestantse verleden zijn alleen nog de Oostkerk, de Nieuwe Kerk (of de abdijkerk) en de Koorkerk over. De laatste twee gebouwen zijn met elkaar verbonden via de hoge abdijtoren, in de volksmond bekend als de Lange Jan. De Nieuwe Kerk werd een tijd door de Gereformeerde Bond gebruikt (die nu een eigen gebouw heeft), terwijl de Koorkerk door de vrijzinnigen in gebruik is genomen.

Middelburg was een internationale gemeenschap. Engelsen gebruikten tussen 1629 en 1921 de voormalige kapel van de cellebroeders. Het grootste gedeelte van het klooster werd afgebroken, maar het resterende deel richtte men in 1611 in als simpelhuis (oftewel krankzinnigengesticht). Het gebouw is nu een historisch monument en behoort tot het abdijcomplex. In 1816 werd het simpelhuis een soepkokerij, waar armen en minderbedeelden soep konden krijgen. „Het is vreemd dat de Engelse kerk niet genoemd wordt op het opschrift van het gebouw, maar wel het simpelhuis”, merkt Uil op.

Ook Duitsers wisten de weg naar Middelburg te vinden, eeuwen vóór de tijd van het toerisme. Onder hen waren heel wat luthersen. De lutherse kerk, gebouwd in 1740-1742, lijkt van opzij veel op de vierkante Portugees-Israëlitische synagoge in Amsterdam. Op de voorgevel prijkt de prachtige stelling van Luther ”De ware schat der Kerk is het Heilig Evangelie van Gods Heerlijkheid en Genade”.

Daarboven is een zwaan te zien. „De zwaan is een bekend symbool. Het is ontleend aan een verhaal van Johan Hus, wiens naam ”gans” betekent. Hus zou bij zijn terechtstelling gezegd hebben: „Jullie kunnen mij wel als een gans braden, maar na honderd jaar zal een zwaan opstaan om mijn werk voort te zetten.” Een eeuw later begon de Reformatie onder leiding van Luther en sindsdien is de zwaan het symbool van de lutherse gemeenten.”

Kerken werden ook in voorgaande eeuwen afgestoten. Dat gebeurde al in de negentiende eeuw, toen het aantal protestantse kerken te groot was voor de kerkgangers. Op de Markt heeft ooit de Westmonsterkerk gestaan. „Plannen om de markt uit te breiden, speelden ook een rol bij de afbraak van die kerk”, zegt Uil.

Kerken worden in toenemende mate door meerdere kerken gebruikt, zoals het kerkgebouw van de doopsgezinde gemeente. Niet alleen de doopsgezinden, maar ook de Zevende-Dags Adventisten en de Waalse kerk houden er nu hun bijeenkomsten, zo staat op de voorgevel. En als we dichterbij komen, zien we ook de naam van de Christengemeenschap, de ”Beweging tot religieuze vernieuwing”.

Via de doopsgezinde kerk komen we langzamerhand weer op de Markt terecht. Het stadhuis houdt het verleden levend. We passeren de voormalige vleeshal, die deel uitmaakte van het stadhuis. Daar alleen mochten de slagers het vlees verkopen. In het stadhuis zien we een indrukwekkende beeldenrij van graven en gravinnen aan de wanden, tot en met Karel V. „Ook voor een beeld van Philips II was een plaats gereserveerd, maar zover is het nooit gekomen.

De verhouding tussen kerk en staat lag in Middelburg op sommige momenten best scherp”, zegt Uil. „Coccejaanse predikanten waren niet aanvaardbaar voor de voetiaanse meerderheid. Maar in de achttiende eeuw lagen de verhoudingen precies omgekeerd en hadden de coccejanen de meerderheid.”

De winkelstraten lopen inmiddels vol. Midden in de Lange Delft staat nog een oud pand dat we willen zien, de Gasthuiskerk, nu behorend aan de christelijke gereformeerde kerk. Een vader eet met zijn kind een ijsje, vlak voor een fraai gesneden Mariabeeldje. De kerk was oorspronkelijk de kapel van het gasthuis. Het gebouw kwam in 1845 in het bezit van de christelijke afgescheiden gereformeerde kerk. „Prof. Wisse is hier predikant geweest.”

We lopen terug naar de naburige abdijkerk, oorspronkelijk een kloostergemeenschap die in 1068 werd gesticht. De rondgangen voor toeristen zijn begonnen. Mensen stellen zich op voor beklimming van de abdijtoren. Via de achterkant van de toren komen we weer het oude gedeelte van het abdijcomplex binnen. Rond de kloostertuin ligt de ”omgang” van het klooster, waar de monniken vroeger liepen.

„Toen hier de Reformatie ingevoerd werd, moesten de kloosterlingen de abdij verlaten. Sommigen trokken naar Vlaanderen, maar er bleven ook genoeg hier. Ze konden zelfs een alimentatieregeling krijgen, zeg maar een soort pensioen. De Staten hadden dat goed geregeld. Een veelgehoord verwijt is dat de calvinisten intolerant zouden zijn. Ik denk dat die monniken op hun beurt veel intoleranter geweest zouden zijn.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer