Inspectie onderzoekt afwijkend schooladvies
DEN HAAG (ANP) – De Inspectie van het Onderwijs gaat onderzoeken in hoeverre leerlingen van een basisschool een ander advies krijgen voor vervolgonderwijs dan de score van de Cito-toets uitwijst. Dat heeft staatssecretaris Dijksma (Onderwijs) vrijdag geantwoord op vragen van de Tweede Kamerfracties van de PvdA, GroenLinks en D66.
De Kamer had om een landelijk onderzoek gevraagd na een rapport van de gemeente Amsterdam waaruit blijkt dat allochtone leerlingen die goed scoren op de Cito-toets vaker een lager schooladvies krijgen dan hun autochtone leeftijdsgenootjes. Dijksma noemt het niet wenselijk dat leerlingen een lager advies ontvangen.De staatssecretaris wijst erop dat niet alleen kinderen van buitenlandse komaf naar een lagere vervolgopleiding worden gestuurd, maar dat dit ook voorkomt bij autochtone kinderen met laagopgeleide ouders. Daarom moet de onderwijsinspectie ook naar de sociaal-economische achtergrond van de leerlingen en hun ouders kijken.
Dijksma verwijst overigens naar een recent rapport van de Onderwijsraad waarin staat dat landelijk gezien de schooladviezen niet vaak van de Cito-scores afwijken. Dijksma veronderstelt dat lagere adviezen aan allochtone kinderen in de grote steden een reactie kunnen zijn op de te hoge adviezen die deze groep in de jaren negentig ontving.
Dit jaar maakten 156.570 leerlingen uit groep 8 de toets. Het Cito-resultaat kan variëren van 501 tot 550. Leerlingen die tot 533 scoren zullen waarschijnlijk een vmbo-advies krijgen. Een score van 533 tot 540 betekent een havo-advies. Leerlingen met 540 of hoger krijgen waarschijnlijk een vwo-advies. Maar de score is volgens onderwijskundigen niet meer dan een hulpmiddel. Het advies van de school speelt ook een gewichtige rol.