Kerk & religie

Hebreeuws ontwikkelde zich tot levende taal

LEIDEN - Het Hebreeuws is eeuwenlang een dode taal geweest. Joden gebruikten het voor godsdienstige doeleinden, maar niet als spreektaal in het dagelijkse leven - behalve als lingua franca in het geval er geen andere gemeenschappelijk taal voorhanden was. Pas aan het einde van de negentiende eeuw kwam het Hebreeuws weer tot leven.

Kerkredactie
15 March 2007 08:56Gewijzigd op 14 November 2020 04:36

In een serie lezingen over Israël, georganiseerd door Studium Generale Universiteit Leiden, sprak hebraïcus dr. Hannah Neudecker gisteren over de ontwikkeling van de Hebreeuwse taal. Op dit moment heeft het grootste gedeelte van de 7 miljoen inwoners van Israël Hebreeuws als moedertaal. Daarnaast is het de op school aangeleerde tweede taal van de Israëlische Arabieren, die ongeveer 20 procent van de bevolking vormen.De verwoesting van de tempel in Jeruzalem door de Romeinen in 70 na Christus betekende volgens Neudecker het einde van het klassieke, Bijbelse Hebreeuws. Rond het jaar 200 hield het Hebreeuws als algemene spreektaal op te bestaan en werd het vervangen door het Aramees. Als tweede taal bleef het echter in gebruik: „Als schrijftaal voor religieuze en wereldlijke poëzie, brieven, wetenschappelijke verhandelingen en filosofie, en daarnaast als internationale joodse communicatietaal, de lingua franca.”

In de negentiende eeuw braken groepen Joden voor het eerst een lans voor de invoering van het Hebreeuws als spreektaal. Het klassiek Hebreeuws bleek daarvoor echter niet te voldoen. „Het was te hoogdravend, zowel door de vorm als door de associatie met de Profeten, de Psalmen en de Bijbelse helden. De praktijk van het schrijven in klassiek Hebreeuws kwam in feite neer op het aaneenschakelen van Bijbelcitaten, met alle associaties van dien.”

Degenen die het Hebreeuws als spreektaal wilden invoeren, wensten zich juist heel precies en persoonlijk uit te drukken, aldus Neudecker. „Ze wilden zich niet laten hinderen door onnodige ballast. Bovendien misten auteurs voor de meest gewone situaties eenvoudigweg de woorden. Aanvankelijk probeerden ze zich met omschrijvingen te behelpen. Ook kenden ze wel nieuwe betekenissen toe aan bestaande woorden.”

Ben Yehuda
Een nieuwe koers koos Eliezer Ben Yehuda, geboren in 1858 in Luzhki in het huidige Wit-Rusland. Het was hem duidelijk geworden dat de Joden zich als volk niet konden handhaven buiten het land Israël, maar een eigen natie zouden moeten vormen. „Dat zou de plek zijn waar de taal van het volk gesproken werd en de Hebreeuwse literatuur tot bloei zou komen. De identiteit van een natie wordt immers bepaald door de taal.”

Ben Yehuda verwachtte dat vestiging in het nieuwe thuisland meer kans van slagen zou hebben met een eigen taal. Het Hebreeuws zou als bindende factor moeten dienen. „Het mes sneed dus aan twee kanten: de taal als doel en als middel tegelijk. Het Hebreeuws had het ideologische voordeel dat het de oorspronkelijke taal van het land was en dat bovendien veel nieuwe immigranten het als religieuze taal kenden. Ook hadden de immigranten geen enkele andere gemeenschappelijke taal.”

De ontwikkeling van het Hebreeuws tot algemene spreektaal liep volgens Neudecker dan ook parallel aan de ontwikkeling van het Joodse nationalisme en het zionisme. „Sterker nog, de taal liep in zekere zin voorop, aangezien de taalstrijders zelfs nog iets eerder waren georganiseerd.”

Het Hebreeuws kreeg definitief een plaats in het land Israël bij de introductie als instructietaal op scholen, aan het begin van de twintigste eeuw. Opnieuw sneed het mes aan twee kanten, aldus Neudecker. „De immigranten spraken zoveel verschillende talen, dat er geen enkele andere gemeenschappelijke taal was aan te wijzen dan het Hebreeuws. En dat paste tegelijk goed in de ideologie dat het gebruik van vreemde talen taboe was, zelfs als vehikel om er Hebreeuws mee te leren.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer