Een aannemer die dominee moest worden
„’k Geloof er niets van”, zei ds. N. Kleermaker toen aannemer Oorschot hem toevertrouwde dat hij zich geroepen wist tot het ambt van predikant. Maanden had hij erover gezwegen, zelfs tegen zijn vrouw. „Ik heb veel liever een bekeerde aannemer dan een bekeerde dominee”, luidde het antwoord van ds. Kleermaker, „want die zijn er al genoeg.”
Het was niet de eerste teleurstelling die C. Oorschot moest incasseren. „Aan alle kanten werd de weg afgesneden. Maandenlang had ik gezocht naar een manier waarop ik m’n werk met de studie theologie kon combineren. Nu wist ik het helemaal niet meer. Ik dacht: „Ik heb me vergist.”
Ik ben naar onze slaapkamer gelopen, om daar alles aan de Heere terug te geven. Onbewust nam ik ”de Waarheidsvriend” mee. En wat een wonder: toen ik van m’n knieën opstond, viel mijn oog op een advertentie van het hervormde opleidingscentrum Nieuw Ruimzicht te Doorn. Daarin werd de mogelijkheid geboden de vooropleiding theologie op zaterdag te volgen.”
Meteen schreef Oorschot een brief waarin hij zich aanmeldde. Tot zijn verbazing -„Ik had niet eens hbs”- werd hij toegelaten. In januari 1969 kon hij zich gaan bekwamen in het Grieks en Latijn. Ruim twee jaar later -Oorschot was toen 38- begon hij met de zaterdagopleiding theologie, aan de Rijksuniversiteit Utrecht.
Studeren deed hij naast zijn gewone werk. „Ik had een groeiend aannemersbedrijf in Nieuwerkerk aan den IJssel. Tachtig uur per week was ik in die tijd in touw.”
In 1976 ging het mis. „Ik raakte volledig over m’n toeren. De dokter zei: Je stopt met werken óf met studeren. Tegen m’n compagnons heb ik toen gezegd: Ik houd op met de aannemerij en vraag een beurs aan. Ze zeiden: Jarenlang heb je je voor meer dan 100 procent ingezet voor de zaak. Nu bekostigen wij de laatste tijd van jouw studie. Anderhalf jaar lang hebben ze mijn salaris doorbetaald, zonder dat ik werkte.”
Van huis uit was Oorschot oud gereformeerd, maar hij had met de kerk gebroken. Toen in 1962 het faillissement van zijn bedrijf dreigde, bezocht de aannemer de kerk weer eens, de hervormde Prinsenkerk in Rotterdam. „Die dienst, waarin ds. Kleermaker voorging, werd voor mij om nooit meer te vergeten. Tijdens de slotzang, Psalm 95 vers 4, heeft de Heere me stilgezet.”
Vijfeneenhalf jaar liep hij „onder de wet. Toen behaagde het God Christus aan mijn ziel te openbaren.”
Na zijn studie kreeg de hervormde kandidaat drie beroepen. Dat van Stellendam nam hij aan. Op 27 augustus 1977 -morgen 25 jaar geleden- deed hij er zijn intrede.
Aanvankelijk had hij het er niet gemakkelijk. Ds. Oorschot: „Ik kwam uit de bouw en was een man van de confrontatie. Stellendam was een heel gemoedelijke gemeente.”
Toch kreeg hij er „een goede tijd. De Heere heeft in Stellendam, door Zijn Woord en Geest, op een bijzondere wijze gewerkt. Ik had daar geestelijke vaders, zó wijs, en met zó’n tere godsvreze. Van den Boogerd, Finus Noordhoek. Al jaren juichen ze voor Gods troon. Zulke mensen heb ik eigenlijk steeds opnieuw om me heen gehad.”
Vijf jaar bleef ds. Oorschot op Flakkee. Toen kreeg hij tegelijkertijd drie beroepen: uit Tholen, Ridderkerk-Drievliet en Lunteren.
Naar de Veluwe wilde hij „absoluut niet. De Heere heeft me erheen geslágen. Toch heb ik in Lunteren de meeste geestelijke banden gekregen.”
Onverwachts kwam er een einde aan zijn bediening in die plaats. Ds. Oorschot: „Ik moest een keer in Dordrecht preken, in de Pauluskerk. Op de kansel wist ik het: Dit zou mijn derde gemeente worden. Het was zó duidelijk. Thuis heb ik het m’n vrouw meegedeeld: „We moeten naar Dordt.” Dat was in 1985.”
Het beroep kwam, anderhalf jaar later. „Ik mocht het aannemen. Een Lunterense ouderling had tegen me gezegd: „Dominee, u hebt voor twee beroepen bedankt; voor Dordt moet u ook bedanken.” Maar toen ik hem belde en zei dat ik zou gaan, zei hij: „Dominee, ik ben u kwijtgeraakt toen we op uw studeerkamer samen gebogen zaten over de kaart van Dordrecht.” Ja, op dat moment was het zo met kracht in me gekomen: 120.000 mensen die het onderscheid niet weten tussen hun linker- en hun rechterhand.”
In zijn Dordtse tijd ging de kleine oud gereformeerde gemeente van ds. J. Jongejan op in de hervormde kerk. Ds. Oorschot: „Op zijn sterfbed zei ds. Jongejan tegen me: „Collega, na mijn dood zul jij voor mijn schapen gaan zorgen. Zul je geen nee zeggen?” „Maar broeder, hoe kan dat? Ik ben hervormd!”
„Dat weet ik ook niet; de Heere Zelf zal ervoor zorgen.” En dat is inderdaad gebeurd: toen de gemeente in de Museumstraat werd opgeheven, zijn de meeste leden hervormd geworden.
Na Dordrecht volgde Wageningen, in 1991. „Een heel andere gemeente dan de eerste drie”, zegt ds. Oorschot. „Zeker aan de studenten denk ik met vreugde terug.”
In deze periode raakte hij overwerkt. „Intens vermoeid was ik. ’k Ben toen bij psychiater R. van Schoonhoven terechtgekomen. In Dordrecht had ik roofbouw gepleegd, zei hij. Ik had een bloeddruk van 220/120.”
Min of meer gedwongen ging de predikant op 3 september 1995 met de VUT. Toch wist hij niet van ophouden. „Ik deed pastoraal werk in meerdere gemeenten; reed zo’n 60.000 kilometer per jaar.”
In 1999 leidde de weg naar Yerseke. De emeritus kreeg er een benoeming voor drie jaar. Het werd zijn kleinste gemeente. „Maar niet mijn gemakkelijkste. Toch vond ik het heel moeilijk om uit Yerseke te vertrekken. Na m’n afscheidspreek, op 26 mei jongstleden, heb ik in de kerkenraadskamer gezegd: „Broeders, ik wist niet dat ik zo veel van Yerseke hield.” Half juni verhuisde het echtpaar Oorschot naar Tholen.
Tragisch dieptepunt in zijn loopbaan was voor ds. Oorschot de plotselinge dood van drie mensen uit één gezin. „Het was in mijn eerste gemeente, een dodelijk ongeluk. Heel aangrijpend.”
Na een kwarteeuw ambtelijke bediening blijft voor ds. Oorschot (69) slechts verwondering over. „Dat de Heere zó één in Zijn dienst heeft willen nemen. Want dít geef ik Paulus nooit gewonnen: „Mij, de grootste der zondaren…” Immers, ik kan zeker niet zeggen: „Ik heb het in mijn onwetendheid gedaan.””