God en de Mammon
Mijn vrienden, wat zullen wij nu nog over deze dingen zeggen? Zeker, zeg maar vrij met de psalmist: Welgelukzalig zo’n man die zo vast zijn vertrouwen op God mag stellen en niet in zichzelf. Heeft God niet alle reden om te betuigen voor uw oren: Ik gedenk de weldadigheden van uw jeugd, toen u Mij nawandelde in de woestijn, in onbezaaide landen?
Laat ons met de psalmist het leven kiezen voor de dood, de zegen voor de vloek. Verlaat dan ook steeds uw eigen weg, want het einde daarvan zijn wegen des doods. Denk niet dat het genoeg is een uiterlijk geroepene te zijn, want dat was ook het uiterlijke Israël naar het vlees. Maar het merendeel heeft God niet behaagd, daar Hij geen lust tot hen had. Daarom, het baat zo weinig alle uiterlijke plichten te doen en met het hart verre van God te zijn.Ach, zult u zeggen, hoe velen zijn er die daarmee God zoeken te paaien, ofschoon zij met het hart ver van God blijven. Wat is dat niet voor een ellendige staat van de zodanigen? Hoe krioelt de boezem van de kerk niet van geestelijke hoereerders? Die God en de Mammon tezamen voegen, hinkende op twee gedachten.
Arnoldus Montanus, predikant te Lekkerkerk (”Asaphs geestelijke overwinning”, 1717)