Profetisch getuigenis is nodig voor de gemeente
UTRECHT - „Het is de aantrekkingskracht van de evangelische beweging dat zij ook Bijbelgedeelten met profetieën betrekt in haar theologie. Wordt het geen tijd dat we heel de Schrift laten spreken?”
Dat stelde dr. M. J. Paul, docent Oude Testament aan de CHE en hoogleraar in Heverlee, donderdagavond in een bijeenkomst van de reformatorische studentenvereniging Depositum Custodi in Utrecht. Hij hield de derde lezing binnen het jaarthema ”Beminden om der vaderen wil”. Titel van zijn referaat was ”Hoort nu wat de Heere zegt. Over profeten en profetie”.Voor alle profeten geldt dat ze niet hun eigen woorden spreken, maar moeten doorgeven wat God tot hen gezegd heeft. Daarbij kan er volgens dr. Paul gerust onderscheid zijn tussen de profeten. Ze hebben hun eigen karakter en stijl, en niet allen ontvangen evenveel boodschappen. „Maar fundamenteel is het goddelijk gezag waarmee zij spreken.”
In de oudtestamentische profetieën komen verschillende thema’s aan de orde. In het kader van het verbond roepen de profeten het volk op tot terugkeer naar de Thora van God. Tegelijkertijd hebben ze een boodschap voor de volken rondom Israël. „God is niet slechts de God van Israël, maar de Schepper van alle volken. Hij vraagt verantwoording van hun daden.”
Mogen we de profetieën tegen de volken rondom Israël doortrekken naar deze tijd? Dr. Paul: „Er zijn verschillen tussen de verbondspositie van Israël en de positie van de andere volken. Daarom kunnen we niet alles direct overbrengen naar onze tijd. In ieder geval wel de breedte van het aantal onderwerpen en ook de radicaliteit, zoals Amos’ waarschuwingen voor luxe en welvaart.”
Volgens de hoogleraar zijn er ook profetieën die op het huidige Joodse volk betrekking hebben. Terwijl in de kanttekeningen van de Statenvertaling in het Oude Testament de geestelijke vervulling wordt benadrukt, kwam in de tijd van de Nadere Reformatie daarnaast zicht op de letterlijk concrete vervulling in de huidige en de toekomende tijd. „Da Costa en andere mensen van het Réveil hebben hier eveneens de nadruk op gelegd. Naar hun overtuiging is er geen tegenspraak tussen vervulling in de christelijke gemeente en vervulling in het nog steeds bestaande Joodse volk. Zelf sluit ik me hierbij aan.”
Volgens de hoogleraar is het erg moeilijk om de profetieën als een soort spoorboekje te lezen en een precieze blauwdruk voor de toekomst te ontwikkelen. „In het Nieuwe Testament zijn veel profetieën letterlijk vervuld, maar wie alleen het Oude Testament heeft, had nooit kunnen bedenken dat ze op deze wijze zouden uitkomen. Dit moet ons voorzichtig maken. God heeft ons genoeg geopenbaard om ons te doen beseffen in wat voor tijd wij leven, maar veel te weinig om gedetailleerde tabellen en berekeningen te kunnen maken.”
Het is voor de uitleggers van de Bijbel van het grootste belang de eigen tijd te verstaan, vindt hij. Zij moeten de gemeenten toerusten. „Laat er op onderdelen verschillend gedacht worden, het is toch niet goed dat zo veel van het profetisch getuigenis voor onze gemeenten toegesloten blijft. Velen hunkeren naar geestelijke leiding op dit gebied.”
Hij pleitte dan ook voor een terugkeer naar de exegese van vroeger eeuwen. „Maar dan ook -tegenover de rationalistische exegese dat profeten slechts hun eigen tijd interpreteren- als een oproep te aanvaarden dat voorzegging op lange termijn mogelijk is.”