Onverwacht
Een rentmeester is geen eigenaar van wat hem is toevertrouwd. Hij mag niet handelen naar zijn zin en zeggen: „Het is van mij”, want het komt zijn heer toe. Alles wat de mens bezit, bezit hij slechts als een rentmeester. De Heere is er de oppereigenaar van. „De aarde is des Heeren met al haar volheid.”
Een rentmeester mag niet doen met het toevertrouwde wat hij wil. Hij mag alleen doen wat naar de wil van de eigenaar is. Hij heeft er geen soevereine, maar een dienende macht over.Een rentmeester is van zijn rentmeesterschap niet voor de toekomst verzekerd. Als het zijn heer belieft, neemt hij het van hem af.
Zo handelt de Heere ook met mensen. Alles wat zij hebben, is zeer onzeker. Het is onvast wat wij bezitten. Hij komt onverwacht en zegt: „Gij zult geen rentmeester meer zijn. Geef rekenschap van uw rentmeesterschap.”
Elke rentmeester is verplicht tot rekening van inkomsten en uitgaven. Hij moet daarvoor naar behoren boekhouden en de balans dikwijls opmaken. Hij moet zich tot rekening gereed houden. Zeker, dat is een verplichting voor elk mens.
Als we dit nu zo overbrengen, leidt dit helder naar die grote rekendag in het laatste oordeel. Het is een waarschuwing, met een verplichting om zich daartoe gereed te maken.
Abraham Hellenbroek, predikant te Rotterdam (”Keurstoffen”, 1734)