„Wereld stelt geen prijs op waarheidsclaim”
APELDOORN - „In de wereld zit niemand te wachten op christenen die iets belijden over Jezus en over God. In diverse opzichten waardeert men christenen. Maar ze moeten niet met een waarheidsclaim komen. Geloven en belijden is een beweging die vreemd is aan de wereld. Daarom ervaren we het ook als iets wat moeilijk is.”
Dat stelde prof. dr. J. W. Maris zaterdag op de jaarlijkse schooldag van de Christelijke Gereformeerde Kerken.„Belijden”, zo vindt de hoogleraar dogmatiek, „stelt ons in de ruimte van God. Gods oren zijn dan vlakbij, en ook Zijn hart, om Zich te verheugen in de aanbidding van wie Zijn naam belijden. God troont immers op de lofzangen van Zijn volk.”
Tegelijk is prof. Maris zich bewust dat het belijden vervreemding oproept tussen christenen en de wereld om hen heen. „Door te belijden ervaar je de spanning van het vreemdelingschap. Als kerk van Christus hebben we vandaag met dit dilemma te maken. Belijden in de veilige beslotenheid van de kerk lukt wel. Maar echt belijden brengt ons onontkoombaar naar buiten.”
Prof. Maris wijst erop dat belijden en beleven -het thema van de schooldag- samen moeten gaan. „Lange tijd is er in de kerk vooral op aangedrongen dat achter het belijden het hart zou zitten, uit vrees dat de rechtzinnigheid kan doodgaan in degelijke woorden. Ik ben bang dat de situatie vandaag anders is geworden. Onze situatie komt dichter bij de werkelijkheid van het Nieuwe Testament. Vroomheid, religieuze ervaring, verhalen over bijzondere krachten en openbaringen zijn ruim verkrijgbaar, evenals toen.”
Onze belevingscultuur heeft volgens prof. Maris een zo gevarieerd aanbod ontwikkeld dat ook kerken er liturgisch, muzikaal en emotioneel mee uit de voeten kunnen. „Het is vooruitstrevend om daarop in te spelen. Om je heen hoor je zeggen dat de kerk wat te bieden moet hebben, dat het niet saai mag zijn. En vooral op het vlak van de ervaring, lichamelijk en emotioneel, gebeuren er nieuwe dingen in de kerken, van wonderen tot religieuze dans. Er is een belevingstraject vol aanbiedingen. Deze dingen plaatsen echter het belijden op de achtergrond.”
Volgens de hoogleraar is er alle reden terug te vallen op Bijbelse woorden die spreken van „de gezonde leer.” „Het gaat daarin om de leer die Bijbels is, naar Gods bedoeling, maar die ook in zijn uitwerking gezond is. Belijden en beleven”, concludeert prof. Maris, „zijn niet twee trajecten: leer het eerst maar uit je hoofd, hopelijk komt het hart dan ook nog een keer. Nee, het belijden gáát over een nieuw leven en over het kennen van Christus. Het gaat over schuld en genade, over verzoening en verwachting, het gaat over jezelf.”
Schriftgezag
’s Middags vonden er verschillende deelprogramma’s plaats. Ds. J. Van Amstel leidde het onderwerp ”Hoe vrij is onze wil volgens de Dordtse Leerregels?” in. Over ”Voorzienigheid en lijden” refereerde ds. J. L. de Jong, predikant te Nieuw-Vennep. Drs. A. Huijgen, als assistent-in-opleiding verbonden aan de Theologische Universiteit, behandelde het gezag van de Schrift zoals de Nederlandse Geloofsbelijdenis daarover spreekt.
Drs. Huijgen stelt vast dat veel mensen bij Schriftgezag denken aan allerlei heikele punten waarvan ze zeggen dat daar „het Schriftgezag in gevaar komt.” „Blijkbaar gaan we ervan uit dat het normaal gesproken met het Schriftgezag bij ons wel goed zit, maar dat de grenzen daarvan bewaakt moeten worden. Als het goed is, wordt ons belijden en beleven echter van meet af aan gestempeld door de autoriteit van Gods Woord.”
Een andere constatering van drs. Huijgen is dat de neiging bestaat meer over ”respect” dan over ”gezag” te spreken. Niettemin is er verschil. „Respect”, aldus drs. Huijgen, „hoeft op zichzelf niets te kosten: ik kan respect hebben voor een leraar -bijvoorbeeld omdat hij zich heeft ingespannen- terwijl ik toch niets van hem aanneem. Gezag echter betekent dat ik me laat gezeggen en gehoorzaam moet zijn.”
In de Nederlandse Geloofsbelijdenis is sprake van het inwendig getuigenis van de Heilige Geest. Hij getuigt in het hart dat de Schrift van God is. „Het innerlijk getuigenis is niet een bepaald gevoel, een inwendige stem of iets anders dat losstaat van het Woord van God. Het is wat de Heilige Geest doet door en met het Woord. Hij overtuigt mij van de waarheid van het Woord door het Woord. Zo verzegelt Hij het Woord aan mijn hart.”
Met het getuigenis van de Geest staat in de geloofsbelijdenis de ”autopistie” van de Schrift in nauw verband. „Letterlijk betekent dat zoiets als dat de Schrift de eigen geloofwaardigheid bewijst. De waarheid van de Schrift is niet afhankelijk van onze bewijzen en argumenten. Het gezag van de Bijbel is als een berg waar je wel van kunt afdalen, maar waar je niet op kunt klimmen. Je moet ervan uitgaan. Bewijzen is niet mogelijk. Maar je hoort in het Woord Gods stem op een zodanige manier dat alle twijfel wordt buitengesloten. Hij spreekt met macht en gezag.”
Tijdens de bespreking van zijn lezing raadde drs. Huijgen dan ook aan in het gesprek met bijvoorbeeld buitenkerkelijke mensen vooral de Schrift zelf te laten lezen. „Laat de kracht van het Woord voor zichzelf spreken.”