Flevofestival: jeugdkerk, barkerk of brunchkerk
LIEMPDE - Evangelisch, reformatorisch, rooms-katholiek? Of een meer specifieke variant: een jeugdkerk, een barkerk of een brunchkerk? Het 29e Flevofestival, dat van donderdag tot zondag gehouden werd in Liempde, zei jongeren wegwijs te willen maken in de „kerkjungle die Nederland rijk is.” Het Flevo-evenement bood als altijd veel muziek, cabaret, theater, sport, maar ook lezingen en bezinning. Een prominent programma was zaterdag ”Kies de juiste kerk”.
Allerlei kerkvormen zijn denkbaar -en ze worden ook gepraktiseerd-, het pleidooi van hulpbisschop De Jong voor het kerkelijk gezag ten spijt. Helmer Nijland presenteert als voorzitter van stichting Heartbeat het model van de jeugdkerk. Als onderdelen van de dienst noemt Nijland: „Zang, drama, een praatje, een band en napraten.” Hij ziet grote verschillen met de traditionele kerken in de variëteit in kerkelijke achtergrond, de leeftijdsband, de structuur en de bediening van sacramenten. De verschillen zijn zo groot dat hij de maandelijkse jeugdkerk zelf niet als kerk beschouwt. „Een kerk met mensen van 0 tot 80 met verschillende achtergronden is heel Bijbels.” Maar de nadruk ligt op de praktijk. „Een jeugdkerk is een fantastische plek om te groeien in je geloof, een plek die je in je eigen kerk misschien niet vindt. Op termijn heeft de interkerkelijkheid ook een positieve uitwerking op het hokjesdenken in de kerken.”Gemeentestichter Matthijs Vlaardingerbroek ziet steeds meer jongeren buiten de kerk terechtkomen. Maar terwijl hij ”solochristen-zijn” niet Bijbels acht, is hij voorstander van creatieve vormen van kerk-zijn. Een kerk is voor hem „samen Jezus zoeken, vinden en volgen.” Kenmerken zijn aanbidding, missie en gemeenschap. „Moeten die alle drie in een groep voorkomen? Van mij niet, en ik geloof dat het in de toekomst ook anders zal zijn. We gaan beter worden van creatieve vormen van kerk-zijn. Maar het is als met internettelefonie: het heeft de toekomst, maar het heeft nu nog te veel nadelen. Ik raad jongeren aan bij hun kerk te blijven in plaats van deel uit te gaan maken van een heel andere gemeenschap. Als de leider iets verkeerd doet, stort de hele boel in elkaar. Dan kunnen 200 jongeren afgeknapt zijn op alles wat met Jezus te maken heeft. Maar als je wat ouder bent: we hebben pioniers nodig in Nederland.”
Iemand vertelt over integratieproblemen van bekeerlingen uit zijn jeugdkerk in een ’gewone gemeente’. „We gaan nu een gemeente stichten, nu ja, we noemen het natuurlijk niet zo.”
Nieuwe kansen
Als presentator van de Protestantse Kerk in Nederland vertelt ds. Hans Eschbach groot te zijn geworden als zoon van een vader met een „zwaarmoedig geloof.” Toen hij zei tot geloof te zijn gekomen, kreeg hij te horen dat hij wel eens met een ingebeelde hemel naar de hel kon gaan. Met „meer inspirerende ervaringen bij Youth for Christ” als bagage werd hij uiteindelijk predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk. Nu dient hij de Protestantse Kerk in Nederland. „De hamvraag is voor mij altijd geweest: kan de kerk groeien? De kerk is een verdeeld huis, waarin grote geestelijke verwarring heerst. Enerzijds is er het leeggelopen liberalisme, dat sterk aan inhoud heeft verloren. Anderzijds is er de flank die een Bijbelvertaling gebruikt die niemand meer begrijpt en zingt uit een psalmberijming uit de zestiende eeuw.”
Toch ziet ds. Eschbach nieuwe kansen. De laatste tien jaar is er een vernieuwingsproces gaande, dat breder is dan het Evangelisch Werkverband. De visie is er inmiddels. We hebben jullie nodig.”
Behalve met vernieuwing heeft ds. Eschbach ook veel op met nieuwe „veelkleurigheid.” Hij doelt op kerk-zijn op zondag tijdens een brunch in een restaurant, kerk-zijn in een bar. „Je kunt een heel Bijbelse boodschap inbrengen in nieuwe vormen.”
Op de reactie dat hij een vrij eenzijdig beeld zou hebben geschetst, geeft de predikant grif toe dat er ook levende orthodoxie in traditionele vormen is. Op een opwekkingsconferentie met mensen uit de Gereformeerde Gemeenten, de Hersteld Hervormde Kerk en de Gereformeerde Bond heeft hij dat aan den lijve ervaren. „Maar ik zou ze nog wel wat willen bijbrengen. Zij bidden „wij arme zondaars.” Zijn we dat? Wie vergeving heeft ontvangen, is een rijke zondaar. Hoe zit het met onze diepste identiteit?”
Tijdens een van de vele keuzeprogramma’s spreekt priester en publicist dr. Antoine Bodar over stilte en bidden. Stilte is volgens Bodar iets positiefs, het is een voorwaarde om überhaupt door God geraakt te worden. „Als je je laat verdoven door allerlei media, kun je niet bidden. Bidden is voor mij niet zozeer praten met God, of iets vragen aan Hem, maar het is één zijn met of bij God. Een psalmist heeft het vergeleken met een kind op de schoot van zijn moeder, in tedere omhelzing.”
Te midden van het drukke leven acht de priester het gewenst jezelf discipline op te leggen. Van de karmelieten neemt hij over dat een bidder een bepaalde weg heeft te gaan. „De eerste fase is dat je Gods wil in je eigen leven, ook in ernstige ziekte, leert aanvaarden. In de tweede fase ben je niet zozeer passief als wel actief. Je zoekt de wil van God. Het is de fase van de gehoorzaamheid. Slechts weinig mensen bereiken de derde fase, waarin je als het ware in God wordt ondergedompeld. Hij handelt dan in en door ons.”
Bodar stimuleert deze mystieke weg in het geloofsleven te gaan. Tegelijk benadrukt hij dat mensen verschillende temperamenten hebben. „Uit de geschiedenis van Martha en Maria kun je afleiden dat het contemplatieve leven vóór het actieve leven gaat. Maar Maria’s kunnen niet contempleren als Martha’s niet actief zijn -en omgekeerd.”
Gnostiek
In het ”seminarie”, waar de verdiepende programma’s zijn te volgen, spreekt dr. R. Roukema over de evangeliën van Judas en Thomas. Beide horen volgens de hoogleraar Nieuwe Testament (Kampen Oudestraat) thuis in de traditie van de gnostiek. „Net zoals nu waren er in de tweede eeuw mensen die bij het lezen van het Oude Testament de gedachte voelden opkomen dat het om een heel andere god ging dan de Vader van Jezus Christus. Griekse bekeerlingen tot het christendom pasten de hun bekende idee van een scheppergod en de hoogste god toe op de Bijbel. De God van het Nieuwe Testament hield zich bezig met je ziel. Dat was een goddelijke vonk die uiteindelijk weer terug moest naar de hoge hemel.”
Voor de weg naar de hemel had de mens kennis, gnosis nodig. „In het evangelie van Judas”, vertelt Roukema, „is hij de enige discipel die het door heeft. Hij wordt opgehemeld. Judas is degene die er door Jezus aan te geven voor zorgt dat Diens ziel door de dood wordt vrijgemaakt van zijn lichaam. Uiteraard komt in Judas’ evangelie de opstanding niet voor. Je leert uit deze gnostische evangeliën de echte Jezus niet kennen. De kerk heeft ze terecht afgewezen.”