„Christelijk gezin mag geen duiventil zijn”
AMERSFOORT - Het christelijke gezin mag geen duiventil zijn waarin van alles in en uit vliegt. Veel pastorale zorg aan jongeren verliest immers zijn effect als die niet ingebed is in een Bijbels georiënteerd gezinsleven.
Die stelling verdedigde prof. dr. A. Baars gistermiddag tijdens een LCJ-symposium in Amersfoort over de plaats van jongeren in prediking en pastoraat. De christelijke gereformeerde jeugdorganisatie organiseerde het drukbezochte symposium ter gelegenheid van het afscheid van de bestuursleden Luuk Oevermans en Kees van Vianen.De hoogleraar voor de ambtelijke vakken aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn benadrukte tijdens zijn lezing dat pastorale zorg aan jongeren niet bij de kerk begint, maar bij het gezin. Hij verwees daarbij naar het Wittenberg van Luther en het Genève van Calvijn. Daar was men ervan overtuigd dat de religieuze en geestelijke opvoeding van kinderen allereerst een taak van de ouders was. „Pas toen bleek dat veel ouders deze roeping niet of onvoldoende vervulden, is de kerkelijke catechese ontstaan.”
Alles wat de kerk voor jongeren organiseert en doet, is volgens prof. Baars tot vruchteloosheid gedoemd als het niet gedragen wordt door het gezin. „In bloeiperioden van de kerk is voortdurend benadrukt dat kerkelijk jeugdwerk ingebed dient te zijn in het gezin. Dit is nog steeds van vitale betekenis voor een gezond kerkelijk leven.”
Van ouders mag verwacht worden dat zij aan de geestelijke vorming van hun kinderen een Bijbelse invulling geven, stelt de Apeldoornse hoogleraar. „Ze zijn plaatsvervangers van God. Dat gegeven tilt ons menselijke vaderschap en moederschap tot duizelingwekkende hoogte.”
Binnen de kring van het gezin worden ouders geroepen hun kinderen op te voeden volgens het Woord van de Heere. „Dat inwijden in de geheimenissen van Gods werken en wetten is meer dan het aanleren van feitjes over de Bijbel of het opleggen van een aantal regels.”
Leer kinderen luisteren, zo benadrukt prof. Baars. Volgens hem valt dat niet mee in een tijd die gekenmerkt wordt door vroege mondigheid en wordt bepaald door de cultuur van het zien in plaats van het horen. „De keerzijde daarvan is: Luister naar uw kinderen. Spreek ook over de Heere met grote eerbied en laat zien dat het mogelijk, noodzakelijk en goed is om Hem te leren kennen.”
Naast hun ouders hebben jongeren volgens de hoogleraar ook de begeleiding van andere volwassenen nodig, zoals ambtsdragers en leiders van jeugdverenigingen. „Dat vraagt om pastorale werkers met het hart van een herder. Elke goede pastorale zorg begint met luisteren, luisteren en luisteren.”
Jongeren moeten ook een plaats hebben in het hart van de prediker, vindt prof. Baars. „Bij iedere preekvoorbereiding moet hij aan jonge mensen denken. Dat is belangrijker dan dat hij zich voorneemt om jongeren in elke preek minstens vijf keer uitdrukkelijk aan te spreken.”
Wel is eenvoudig taalgebruik nodig. „Niet nodeloos ingewikkeld en niet nodeloos ouderwets. Geen goedkope woorden, maar de taal van de Bijbel hanterend en uitleggend. De prediking moet jongeren beschermen en toerusten. Laat het ook niet zo zijn als wat ik een keer hoorde van een jongen: Onze dominee is een goede man en vertelt wat we nodig hebben voor onze ziel. Maar ik heb nog zo veel andere vragen. Mogen die ook een keer aan de orde komen?”
Volgens de Harderwijkse predikant ds. P. D. J. Buijs is het verleidelijk om de inhoud van de preek aan te passen aan wat jongeren aanspreekt. „Maar de kernbegrippen van het Woord moeten we hoe langer hoe meer uitleggen. We veronderstellen vaak nog te veel kennis.”
Tijdens de forumdiscussie, waaraan naast prof. Baars ook ouderling A. D. Aarnoudse uit Alphen aan den Rijn, JBGG-jeugdwerkadviseur Laurens Kroon en de hersteld hervormde ds. K. J. Kaptein deelnamen, kwam de vraag aan de orde hoe jongeren het beste te benaderen zijn. Kroon: „Zoek jongeren op om onder vier ogen met hen te praten. Jeugdpastoraat is meer dan een eenmalig gesprekje, maar vereist voortdurend contact. De grote vraag is of álle jongeren wel in beeld zijn, ook de groep aan de rand van de gemeente.”
Ds. Kaptein: „Zorg voor jongeren is niet alleen een taak voor de dominee, maar voor de hele gemeente.”