Genocideslachtoffers Rwanda wachten op financiële steun
KIGALI - „We zijn het beu steeds maar weer onrealistische beloften te horen van politici die onze situatie niet aanvoelen”, zegt Marie Claire Murorunkwere uit Ngoma, een district in het oosten van Rwanda. Zij is de weduwe van een van de slachtoffers van de Rwandese volkenmoord uit 1994 en ze wacht al jaren op beloofde financiële steun.
In 1998 zette de Rwandese overheid een fonds op voor overlevenden van de genocide die meer dan 800.000 Tutsi’s en gematigde Hutu’s het leven kostte. Maar van beloften voor schoolgeld voor wezen of hulp bij gezondheidszorg en huisvesting kwam nooit iets in huis en van een schadeloosstelling ook niet.„We wachten nog steeds”, zegt François Ngarambe, de voorzitter van Ibuka (”Herinner” in het Kinyarwanda) -een van de belangrijkste niet-gouvernementele organisaties voor overlevenden van de genocide. „Dit lange wachten is vernederend voor de slachtoffers en steunt de voor de genocide verantwoordelijken”, zegt Jean Glaubert Burasa, uitgever van Rushyashya, een tweewekelijkse krant in Kigali.
De Rwandese minister van Justitie, Edda Mukabagwiza, zegt dat de overheid de taak niet alleen aankan. „Alleen al het registeren van de slachtoffers, van de lichamelijke en psychologische schade die ze hebben geleden en de goederen die werden vernield, is een immense taak.”
In de Tanzaniaanse stad Arusha bestaat intussen wel het Internationaal Rwandatribunaal, dat de breinen achter de genocide moet berechten. Rwandese rechtbanken op hun beurt hebben geprobeerd de vele moordenaars te berechten. Vooral Hutumilitanten en leden van het Rwandese leger worden verantwoordelijk gehouden voor de moordpartijen.
„De VN-Veiligheidsraad heeft overwogen een speciaal fonds in het leven te roepen om overlevenden schadeloos te stellen op basis van individuele of collectieve aanvragen”, zegt Mandiaye Niang, bijzonder raadgever aan het Internationale Rwandatribunaal. „Het tribunaal zou uiteindelijk een nieuwe verantwoordelijkheid kunnen krijgen: de coördinatie van de schadeloosstelling voor de slachtoffers die zijn komen getuigen”, zegt hij.
Het tribunaal heeft al een programma voor hulp aan getuigen. De eerste fase, die in september 2000 inging, behelsde juridisch advies, psychologische ondersteuning en fysieke rehabilitatie. Een tweede fase omvat financiële steun om zich opnieuw te vestigen.
Nu schadeloosstellingen na ruim tien jaar nog steeds uitblijven, zoeken organisaties van overlevenden zelf manieren om een inkomen te verwerven. Een van hen is Avega, de Vereniging van Weduwen van april 1994. Met steun uit Canada begonnen de weduwen vorig jaar decoratieve mandjes te maken voor export naar de Verenigde Staten. „Het is de droeve ervaring uit het verleden die me de moed heeft gegeven solidair te zijn met de anderen”, zegt Joséphine Nyirantwali. Met de verkoop van mandjes vult zij het bedrag van een kleine 50 euro per maand aan dat ze uit het fonds voor genocideslachtoffers krijgt.
„Momenteel werken zo’n 200 vrouwen mee. Dat zijn zowel vrouwen die hun man verloren als vrouwen wier echtgenoot in de gevangenis zit op beschuldiging van genocide”, zegt het hoofd van Avega, Bellancille Umukobwa.
„Wij zijn niet verantwoordelijk voor wat er in Rwanda is gebeurd. Onze echtgenoten zijn opgesloten en we kunnen niet voorspellen wat de dag van morgen zal brengen”, zegt Donatille Mukagakwaya, een Hutuvrouw wier echtgenoot vastzit omdat hij meegeholpen zou hebben de genocide uit te voeren. „Daarom moeten we de handen ineenslaan om onze families te onderhouden.”