Ook dat is Amsterdam
Amsterdam heeft zeker bij het reformatorisch volksdeel geen beste klank. Daar tieren allerlei vormen van goddeloosheid en zedeloosheid welig. Drugs, prostitutie, overlast, berovingen en beschietingen zijn er aan de orde van de dag. Je bent daar je leven niet zeker. Er zijn mensen uit onze achterban die voor geen geld ter wereld naar Amsterdam gaan, overdag al niet, laat staan ’s avonds. Amsterdam is het Sodom van Nederland en een poel des verderfs.
Het valt niet te ontkennen dat de hoofdstad van ons land een naam heeft bij buitenlanders. Bij de meeste buitenlanders een slechte naam. Zij associëren Amsterdam met alles wat God verboden heeft. Bij sommige buitenlanders een goede naam, omdat zij vinden dat alles moet kunnen. Die ongelimiteerde vrijheid, die zij in hun eigen land missen, vinden zij in de hoofdstad van ons vaderland. In beide gevallen is het een naam waarvoor wij ons te schamen hebben.Wie in Amsterdam loopt of reist, ziet geregeld meer allochtonen dan autochtonen. In de krant staat dat daar tientallen allochtone jeugdbendes actief zijn. Velen die hun auto in Amsterdam geparkeerd hadden, hebben die niet ongeschonden teruggevonden. Voor anderen draaide een leuk dagje Amsterdam op een beroving uit. „Geef mij maar Amsterdam” was vroeger een geliefd straatdeuntje in Nederland, maar deze woorden worden tegenwoordig niet meer in ons land gehoord.
Generalisatie
Velen, ook uit de gereformeerd gezindte, zijn niet alleen geneigd tot generaliseren, maar doen dit ook onbekommerd. Omdat de ongerechtigheden welig tieren in Amsterdam, is heel onze hoofdstad verkeerd. Omdat er veel prostitutie gevonden wordt, is heel de stad een bordeel. Omdat er veel berovingen plaatsvinden, is heel de stad één groot rovershol. Omdat er veel gestolen wordt, zijn alle Amsterdammers -op zijn minst mogelijke- dieven.
Ongemerkt zijn we in de laatste zin van de stad overgegaan op de stedelingen, van de plaats overgestapt op de personen. Amsterdam is slecht, dus alle Amsterdammers ook. Generaliserender kan het niet. Ongenuanceerder evenmin. Wie zegt uit Amsterdam te komen, wordt door sommigen al bij voorbaat met argusogen bekeken. Kan uit Amsterdam iets goeds komen?
Ongegronde en ongenuanceerde generalisaties zijn uit den boze. Zij druisen in tegen de wil des Heeren, ons in Zijn Woord geopenbaard. Wie een ander bij voorbaat veroordeelt, kent zichzelf niet en veroordeelt daarmee tevens zichzelf.
Laptop
Dat niet alle Amsterdammers en ook niet alle allochtone Amsterdammers zich slechter gedragen dan wij, maakt het volgende voorval van eind vorig jaar duidelijk. Na een lange en drukke werkdag in Amsterdam stapte ’s avonds een man met beide handen en armen vol spullen, waaronder een laptop, naar een tramhalte. Omdat de tram lang wegbleef, legde hij zijn spullen naast zich, pakte een boek daaruit en ging erin lezen. Voordat hij er erg in had, stond de tram voor zijn neus. Inderhaast graaide hij zijn handen en armen weer vol en dook de tram in. Terwijl de deuren sloten, vielen zijn ogen op de plaats waar hij gezeten had. Zijn ogen sperden zich wijd open. Daar stond nog zijn laptop…
Hij voelde een grote paniek in zich opkomen, bedwong die en stapte de volgende halte uit om de reis retour te maken. Omdat het avond was, duurde het een tijd voordat hij weer bij de halte arriveerde waar hij opgestapt was. Koortsachtig begon hij te zoeken, maar wat hij gevreesd had, was werkelijkheid: de laptop was verdwenen. Hij vroeg aan de weinige mensen die er zaten of ze iets gezien hadden. Niemand natuurlijk.
Ten einde raad besloot hij naar het gebouw te gaan waar hij gewerkt had om aan de beveiligingsdienst te vragen of iemand daar soms zijn laptop had afgegeven. In de tas van die laptop had hij namelijk de inhoud van zijn postvak gedaan. Een eerlijke vinder zou bij het openen van die tas erachter komen dat de eigenaar in het desbetreffende gebouw thuishoorde en zou die teruggebracht kunnen hebben. Maar… in Amsterdam een eerlijke vinder?
Twee jongens
Toch gaf hij toe aan zijn opwelling, evenwel met weinig of geen hoop. Nauwelijks had hij een enkele stap gezet, of hij kwam twee jongens van rond de twintig tegen. De een was een Nederlander, de ander een allochtoon. De Nederlander liep voorbij, maar de allochtoon, die hem blijkbaar had zien zoeken, vroeg hem of hij iets kwijt was. „Een laptop”, antwoordde hij. „Bent u dan mijnheer…?” vroeg de jongen. Op zijn bevestigend antwoord kreeg hij te horen dat zij de laptop hadden zien staan, opengemaakt hadden en geconcludeerd hadden dat die van iemand uit het bewuste gebouw was. Zij hadden de laptop zojuist daar afgeleverd.
Nadat hij de jongens heel hartelijk bedankt had, ook in de vorm van een geldbedrag, ging hij zijn laptop ophalen. Hij kreeg toen te horen dat hij wel heel blij mocht zijn, want zo iets hadden de beveiligingsbeambten nog nooit in Amsterdam meegemaakt. Ook dat is Amsterdam!
De auteur is predikant van de Nederlandse hervormde gemeente te Nederhemert (in hersteld verband) en bijzonder hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam vanwege de Hersteld Nederlandse Hervormde Kerk.