Kerk & religie

„Spreken over hel kan alleen in metaforen”

DELFT - Het geloof in het bestaan van de hel is bij veel Nederlanders verdwenen. Bij orthodox-protestantse christenen wordt het leerstuk dogmatisch wel beleden, maar functioneert het nog wel? Prof. dr. J. Hoek: „We kunnen alleen in metaforen spreken over de hel.”

Van een medewerker
24 March 2006 10:03Gewijzigd op 14 November 2020 03:35
DELFT – Prof. dr. J. Hoek sprak gisteravond voor studenten van het CSFR dispuut Johannes Calvijn in Delft over de hel als straf op de zonde. „De hel is realiteit en geen misverstand ten gevolge van een verkeerd godsbeeld.” - Foto Gerhard van Rhoon
DELFT – Prof. dr. J. Hoek sprak gisteravond voor studenten van het CSFR dispuut Johannes Calvijn in Delft over de hel als straf op de zonde. „De hel is realiteit en geen misverstand ten gevolge van een verkeerd godsbeeld.” - Foto Gerhard van Rhoon

Prof. Hoek, hoogleraar aan de Theologische Universiteit Kampen (ThUK) en de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven, sprak donderdagavond voor zo’n veertig studenten van het dispuut Johannes Calvijn in Delft, uitgaande van de CSFR. De lezing was de derde in een reeks over de zonde.Prof. Hoek citeerde de godsdienstsocioloog Hijme Stoffels, die schreef: „Je hoort in de kerk in het geheel niets meer over het leven na de dood, alleen met begrafenissen. En dan wordt er zonder meer van uitgegaan dat de overledene in de hemel is, bij God. De vraag wordt nooit gesteld of hij goed terechtkomt. De hel is taboe.”

De hoogleraar haalde een tweetal hedendaagse systematische theologen aan, G. D. J. Dingemans en Vincent Brümmer, die niet of nauwelijks over de hel spreken. Een ander, Henri Veldhuis, spreekt van een „eeuwige herkansing.”

De Bijbel spreekt duidelijk over de hel, vindt prof. Hoek. „In trouw aan de volle Bijbelse boodschap en vanuit het zicht op de intrinsieke samenhang tussen zonde en straf, moeten we naar mijn overtuiging de ontzettende mogelijkheid van eeuwige verlorenheid blijven erkennen. De hel is realiteit, en geen misverstand ten gevolge van een verkeerd godsbeeld.” De hel is de plaats waar diegenen zullen verblijven die Gods liefde afwijzen, aldus prof. Hoek.

De theoloog vroeg zich af of de orthodoxe protestanten de vanzelfsprekendheid van het bestaan van de hel niet existentieel voorbij zijn, ook al houden ze er wellicht dogmatisch nog aan vast. Hij noemde een aantal vragen die tegenwoordig vaak worden gesteld: Wordt de vreugde van de zaligen in de hemel niet overschaduwd door het besef dat de verlorenen gepijnigd worden in de hel? Hoe kan een God van oneindige liefde het weloverwogen besluit nemen om mensen bij hun volle bewustzijn aan altijd durende lichamelijke en geestelijke kwelling te onderwerpen? En: Is het rechtvaardig om iemand een oneindige straf van eeuwige pijn op te leggen op grond van zonden die hij of zij in een eindig bestaan heeft begaan?

De docent waagde zich niet aan een concrete beschrijving van hoe de hel eruitziet. „We kunnen alleen in metaforen spreken over de hel. Er mag daarom geen fixatie plaatsvinden op de in de Schriften gebruikte beelden voor hemel en hel. Deze fixatie is zowel bij vrijzinnige theologen als bijvoorbeeld Rudolf Bultmann, alsook bij de orthodoxie aan te treffen. De een maakt zich druk met het ”ontmythologiseren” van de beelden, de ander wil koste wat het kost de beelden zo letterlijk mogelijk nemen.”

Het gaat echter niet om informatie over het hiernamaals, aldus prof. Hoek. „De beelden kunnen niet bij elkaar worden opgeteld. Er is dan ook niets mis met het gegeven dat we in verschillende tijden verschillende voorstellingen van de hel tegenkomen.”

Hij noemde vuur, zwavel en wormen beeldspraak, evenals de gouden straten en de paarlen poorten in de hemel. De hel is in zijn visie geen brandende vuuroven, maar een plaats zonder blijdschap en perspectief, waar de zonde sfeerbepalend is, zonde die de gemeenschap met God en met de naaste verbreekt.

Prof. Hoek gaf het beeld dat C. S. Lewis oproept in zijn boek ”De grote scheiding”. „Hij schrijft over een morsige stad met eindeloze eenzame straten waar het altijd schemerdonker is, waar de regen onophoudelijk naargeestig neervalt en waar mensen het zichzelf en elkaar moeilijk maken met hun onhebbelijkheden.”

Tijdens de bespreking na de lezing maakte de hoogleraar duidelijk dat hij inderdaad anders over de hel denkt dan de middeleeuwers. „Wij kijken anders tegen deze dingen aan dan zij. Dat is een gevolg van de verlichting. Ik kan niet buiten de 21e eeuw stappen. We kunnen niets rechtstreeks zeggen over de werkelijkheid aan gene zijde van de dood. Er is een onopgeefbare distantie. Het is wel onze roeping om grondig na te denken over een vertolking van een beeld van de hel voor mensen van deze tijd, zonder af te doen aan de scherpe kanten ervan.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer