„Er was veel tijd om te bidden”
„Omdat we dagenlang niets te doen hadden, hadden we veel tijd om te bidden, te lezen en te zingen. God is op deze manier dicht bij ons gekomen en verklaarde ons door Zijn Woord waarom we dit moesten doormaken.” Silke Durrkopf en Kati Jelinek, twee van de acht buitenlandse hulpverleners die vorige week werden bevrijd uit Afghanistan, raken vol vuur wanneer ze vertellen over hun ruim drie maanden durende gevangenschap in Afghanistan.
„Het begon voor mij op zondag 6 augustus”, zegt Kati, een verpleegster uit Duitsland, die voor SNI een kinderproject leidde. „Ik wilde nog snel wat werk afmaken, toen plotseling twintig leden van de Taliban, gewapend met kalasjnikovs, het terrein opstormden.” Silke lag net die dag ziek op bed. „Opeens hoorde ik mannenstemmen in de tuin. Ik dacht: Laat ik maar snel wat kleren aantrekken. Ik was nauwelijks aangekleed, toen die hele groep met kalasjnikovs mijn kamer binnenstormde.”
Uiteindelijk arresteerden de Taliban zes vrouwelijke en twee mannelijke hulpverleners van SNI. De vrouwen kwamen bij elkaar in de gevangenis terecht, evenals de mannen. „Het ergste dat ik in de gevangenis heb meegemaakt, was de mishandeling van een man”, zegt Silke. „Ik zag het niet, maar ik hoorde het. De vrouwen werden geslagen met houten stokken, maar de mannen met stalen kabels. De man schreeuwde, gilde en jammerde. We hoorden de leden van de Taliban lachen. Het was demonisch. Met een paar Afghaanse vrouwen zat ik ineengedoken op de grond te huilen.”
Ondervragingen
De eerste drie weken werden de acht hulpverleners aan ondervragingen onderworpen, waarbij vooral Kati het moest ontgelden. Zij is een van de vrouwen die aan een Afghaanse familie een film over Jezus hebben vertoond en hun een Bijbel hebben gegeven. Ze zegt dit te hebben gedaan omdat de familie er herhaaldelijk om vroeg en er op bleef aandringen. „Ik bekende dat ik de film had vertoond en dat ik een Bijbel had gegeven. Maar de Taliban waren ervan overtuigd dat ik meer had gedaan.”
Volgens Kati en Silke bleken het vertonen van de film en het weggeven van de Bijbel niet voldoende te zijn om hen tot zware straffen te veroordelen. Ze ontdekten al snel dat de Taliban daarvoor het kinderproject wilden gebruiken. Silke: „Ze beschuldigden ons ervan een kinderproject te gebruiken als een religieuze school waar we de kinderen bekeerden tot het christendom. Dit was belachelijk. We gaven de straatkinderen te eten en we leerden hen handvaardigheden.”
De hulpverleners verklaarden daarom onschuldig te zijn. Ondertussen probeerden ze in de gevangenis een normaal leven te leiden.
Eén kamertje
Silke: „We zaten met veertig Afghaanse vrouwen in de gevangenis, waar we met z’n zessen één klein kamertje hadden. Er was één waterpomp voor ons allemaal, waar we ons ’s ochtends wasten. Na het ontbijt –brood en groene thee– hadden we stille tijd en om tien uur kwamen we bijeen om te bidden, te lezen en te zingen.”
De vrouwen hadden twee Bijbels weten mee te nemen. „God sprak heel duidelijk tot ons. Iedereen was ervan overtuigd dat we er ongeschonden uit zouden komen”, zegt Silke. Kati: „Voor mij was Psalm 55 belangrijk: „You will ransom us unharmed.” Ook iedere avond kwamen ze bijeen. De vrouwen herkenden zich in 2 Korinthe 1:8, waar de apostel Paulus een situatie beschrijft waarin hij onder zo’n grote druk staat, dat hij zich wanhopig afvraagt of hij stand zal houden: „Want wil willen niet broeders dat gij onwetende zijt van onze verdrukking, die ons in Azië overkomen is, dat wij uitnemend zeer bezwaard zijn geweest boven onze macht, alzo dat wij zeer in twijfel waren, ook van het leven.”
Toen de Taliban zich vorige week terugtrokken uit Kabul, namen ze de hulpverleners mee op hun vlucht. Dit was één van de moeilijkste momenten voor hen allemaal, omdat ze bang waren dit niet te zullen overleven. „In de auto begon één van ons hardop Psalmen te lezen. We begonnen te zingen en vanaf dat moment viel alle spanning en alle angst van ons af. We voelden Gods vrede terugkomen.”
Maar ze waren er nog niet. Na een paar uur te hebben gereden, sloten de Taliban hen eerst op in een stalen container en daarna in een gevangenis. Buiten vielen de bommen en braken er gevechten uit. Na een paar angstige uren werden ze bevrijd door de plaatselijke commandanten, die daarna met het Rode Kruis en de Amerikaanse ambassade in Islamabad overlegden over hun transport naar Pakistan. De Amerikanen zouden ’s nachts een helikopter sturen. Maar de Taliban waren nog maar net uit de stad verjaagd. Niemand wist hoeveel leden van de Taliban en hoeveel Arabieren er nog in de buurt waren, waardoor het erg riskant was om in het donker naar buiten te gaan.
Midden in de nacht trokken ze erop uit om op de helikopter te wachten, wat twee uur heeft geduurd. Kati en Silke zeggen vreselijk bang te zijn geweest. Kati: „We waren onbeschermd. Iedereen kon zomaar op ons schieten. Toen hoorden we het geluid van een helikopter.” Maar omdat het donker was, kon de bemanning hen niet zien.
Kati: „Het was zo eng, dit waren de twee moeilijkste uren. Ik bad en bad en bad. Ik schreeuwde: God, U moet komen, U kunt ons nu niet alleen laten!” De helikopter bleef rondcirkelen. De vrouwen staken wanhopig hun hoofddoeken in brand, wat succes had. „Toen de helikopter naar beneden kwam, dachten we allemaal: Dit kan niet waar zijn”, zegt Silke.
„De tijd in de gevangenis heeft ons dicht bij God gebracht. We hadden niets te doen en hebben daardoor veel gebeden, gezongen en gelezen. Hoe meer tijd we met God doorbrachten, hoe dichter Hij bij ons kwam. Wij kwamen niet dichter bij Hem, maar Hij kwam dichter naar ons toe.”
Kati: „Natuurlijk vroegen wij onszelf af waarom dit allemaal moest gebeuren. In het begin dachten we: Wat zijn we dom geweest, hadden we het allemaal niet anders aan moeten pakken?”
Silke: „Maar God liet ons zien waarom dit gebeurde. Hij wees ons op het verhaal van Abraham, die bad voor de stad Sodom. Wij zagen het bidden voor Kabul als onze taak. We hebben zoveel gebeden voor Kabul. Dat er geen bloedbad zou komen, dat de stad bevrijd zou worden van de Taliban.”
„En”, zegt Kati, „doordat wij in de gevangenis zaten, baden ontelbaar veel mensen over de hele wereld ook voor Afghanistan. Ik denk dat Afghanistan dat gebed hard nodig had.”
Volgens Kati en Silke ligt, nu zij bevrijd zijn en de Taliban vrijwel verslagen zijn, het gevaar op de loer dat christenen zullen ophouden te bidden. „We willen de christenen over de hele wereld vragen om voor Afghanistan te blijven bidden”, zegt Silke. Zelf zeggen ze dit ook te blijven doen.