Eigen roem
De reden dat de koning Salomo ons deze tekst gaf, is ten dele vanwege de ongestadigheid en onvastheid van al die uitwendige dingen waarin de mens zich een eeuwigheid van blijdschap belooft. Hij geeft de tekst ook en ten dele om onze onkunde in het toekomende, want, zegt hij, gij weet niet wat de dag baren zal.
U ziet dat het beroemen van zichzelf datgene is wat hier verboden wordt. De blote naam ”roemen” is bijna genoeg om het te veroordelen, maar er wordt in de tekst nog iets bijgevoegd: over de dag van morgen. Onder alle dingen waar men zich over beroemt zijn er geen onredelijker en ongegronder dan de toekomende dingen. Die zijn zo onzeker in zichzelf als dat ze voor ons zijn. De eigenliefde en de hoogmoed was het eerste venijn dat de satan in de natuur van een mens stortte. Die zijn zo sterk en besmettelijk dat ze zich verspreid hebben over het gehele mensdom en over elk mens. Ieder mens is daarmee besmet. Wat zijn al die ongeregeldheden anders dan evenzoveel stromen die uit die fontein voortvloeien, zodat er niets onbesmet en vrij is van deze gruwelijke zonden? Alles vloeit voort uit het eigen zelf en keert wederom derwaarts henen. Er is geen grotere beroving van de goddelijke Majesteit.Hugo Binning, predikant te Govan, Schotland (”De vernedering des harten”, 1705)