Kerk & religie

Ecclesia / De Wekker / Kerkblad

Deze week in de kerkelijke pers.

23 December 2005 21:23Gewijzigd op 14 November 2020 03:19

EcclesiaIn Ecclesia, het orgaan van de Stichting Vrienden van dr. H. F. Kohlbrugge, staan fragmenten uit een nog nooit uitgegeven preek van Kohlbrugge over Lukas 2:12. Hij hield deze op tweede kerstdag in 1867.
„Zo’n arm Kind, is dat de Heer? Ach, dit Kind wordt niet gezocht, niet gevonden, door de rijke heiligen in Jeruzalem, maar door de eenvoudigen, door de kindertjes, door de herders. En dit Kindeke heeft ons de Heilige Doop gebracht, opdat wij ten Doop gebracht worden en gedoopt worden in Zijn Naam. Van dit Kind gaat er een bevel uit tot Zijn discipelen: „Leert alle volkeren en doopt hen in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes.”

De Heere heeft alles willen doormaken, ook dat een kind vloekwaardig is. Daar ligt Het in de kribbe, waaruit het vee eet. De Heere van hemel en aarde! Waartoe zulke armoede? De apostel Paulus getuigt daarvan: „Om ons rijk te maken.” Rijk in God. En anders gaat alle rijkdom ten verderve, dan kan men ter helle varen met de rijkdom en kan de duivel iemand in de strik houden.

Rijk aan genade, mijn dierbaren! Dat is toch iets heerlijkers, dat moet men ondervonden hebben. Een heer en meester te zijn, en dan beroofd te zijn, zodat men zich enkel en alleen in Gods armen werpt en aan Zijn voeten, om dan te ondervinden, hoe trouw de Heere is, als men omwille van Zijn waarheid arm is en toch heer en meester is. Dan kan men anderen gelukkig maken, zien, waar anderen niet zien en de tranen van anderen doen ophouden.

Mijn geliefden! Begrijpt u deze armoede? Ik begrijp er maar iets van. Hoeveel twist en tweedracht om het mijn, zodat een ieder denkt aan het geliefde IK, aan het ”mijn”. Als alle mensen wijs waren en daarbij goed wilden zijn, goede gezindheid hadden, dan was de hele aarde een paradijs; maar het mijne maakt het tot een hel! De Heere Jezus komt en neemt niets van u, en geeft dat ”Mijn” eraan.

O, verstonden wij dat en konden wij het eraan geven, dat domme geld, dat dwaze aardse goed, waarmee de duivel ons vasthoudt. Het is een rijke Vader. De hele hel zou kunnen honen om zulke armoede. Hij geeft het ”Mijn” eraan en zoekt het ”uw”. Het zal toch openbaar komen, wie de heerschappij heeft. Laten wij het erkennen, dat Hij het ”uw” zoekt en het ”Mijn” eraan geeft. God het hoogste goed. Daarom verblijdt de hemel zich!

Jezus Christus komt en geeft de hoge hemel en alle heerlijkheid eraan. Door dit Kind alleen is er hier beneden waarachtige vrede -geen zweem van politieke vrede- vrede met God, zodat men de eigen werken eraan geeft, opdat wij bekennen, dat wij mensen zijn. Er is waarlijk niets goddelijks aan ons. Ach, hoe moet men het ondervinden dat de zondige aard in mensen niet ophoudt! Hoe erbarmelijk ziet het er bij de mensen uit. Hoe ervaart hij het, wat een ellendig mens hij is; een ellendig schepsel door moedwillige ongehoorzaamheid; maar ook door de duivel verleid.

Denkt u, dat God de dood wil, en het verderf? Hij wil het niet! God wil het leven! Hij zal de zonden straffen, ja, komt die straffen, maar ontferming is er altijd. Hij neemt vlees en bloed op Zich. Hij werd verzocht in alle dingen, omdat Hij in mensen een welbehagen heeft. Laten wij dan bekennen dat wij mensen zijn! Daarbij blijven en dan - ter helle, zegt Hij, het is Mijn welbehagen dat Ik dezen uit de brand gered heb.”

De Wekker

Jezus. Zijn naam zegt wie Hij is, schrijft ds. J. van Amstel in De Wekker, het weekblad van de Christelijke Gereformeerde Kerken.

„En toch zijn er niet zo veel mensen die weten wat deze naam inhoudt. Zo kan men denken dat Jezus wel een mooie naam is voor een voorbeeldig mens. Men kan er zelfs van uitgaan dat Hij een uniek mens is, die je bijna of zelfs echt de Zoon van God kunt noemen, zoals er meer zonen van God zijn. Maar het wezenlijke van de naam Jezus ontgaat hen. Of willen zij niet aanvaarden.

De engel heeft er met nadruk bij gezegd dat Hij deze Naam moet dragen, omdat Hij Zijn volk zalig zal maken van hun zonden. Wie ”Jezus” zegt, moet iets over de zonde zeggen en dat vinden velen onoverkomelijk. Want wie wil nu zondaar zijn? Vandaar dat menigeen Jezus niet nodig heeft, want ze redden zichzelf wel. Ze erkennen wel dat ze fouten maken en hier en daar tekortschieten, maar om dat nu zonden te noemen, dat gaat te ver.

Het is dan ook de Heilige Geest Die gaat overtuigen van zonde en zo plaatsmaakt voor de Heere Jezus als de Zaligmaker. Want juist als je ontdekt wie je bent, juist wanneer je gaat zien dat je zondaar bent en voor God schuldig staat, heb je de Zaligmaker nodig. Je kunt Jezus niet missen. Je wordt naar Hem toe geleid, tot Hem uitgedreven, om het nog krachtiger te zeggen.

Want je hebt geen leven meer buiten Hem en zonder Hem. Je gaat zien waarvoor Hij gekomen is. Om zondaren zoals je zelf bent, zalig te maken. Je kunt dan niet meer in het algemeen over Jezus spreken, want je leert Hem persoonlijk kennen. Je leert gelovig zien dat Hij kwam om uitgerekend jou zalig te maken. Hellenbroek heeft in zijn catechisatieboekje een prachtige omschrijving gegeven van wat zalig maken is. Verlossen van het grootste kwaad en brengen tot het hoogste goed.

Wij redden onszelf niet. Wij kunnen onszelf niet verlossen van de zonde. Maar de Heere Jezus doet het. En Hij doet het volkomen. Hij rust niet eerder voordat een zondaar uit de grootste nood is gered en helemaal bij God in de zaligheid is teruggebracht.

Wie Jezus zó leert kennen, is verwonderd over deze volkomen Zaligmaker. Wat komt er dan een vrede in je hart en wat ben je dan blij. Want het is zo’n groot wonder dat er Eén is Die voor jou gekomen is om je te verlossen. Hij haalt je uit de diepte, waarin je verloren lag, op en Hij brengt je ”thuis”, in het Vaderhuis.”

Hij schept niet de mogelijkheid dat je zalig kunt worden en dat de rest van jouw beslissing en inspanning afhangt. Hij doet het Zelf helemaal en volkomen. Daarom kun je zeker zijn van je zaligheid. Want stel je voor dat Hij wel begint, maar het overige aan jezelf overlaat, je zou nog verloren gaan. Het Woord van God troost alle kinderen van God met deze werkelijkheid: Hij, Die in u een goed werk begonnen is, zal het voltooien tot op de dag van Jezus Christus. Hij gaat door met Zijn werk, ook als wij het niet meer door hebben. Hij houdt ons vast, zelfs als wij Hem niet meer vast kunnen houden. Want Hij is een volkomen Zaligmaker. Hij begint, Hij houdt vast én Hij voltooit.

Zo ligt je hele zaligheid gegarandeerd in Jezus, de enige en volkomen Zaligmaker.”

Kerkblad

Thamar, Rachab, Ruth en Bathséba. Het zijn geen vrouwen van aanzien die in het geslachtsregister van de Heere Jezus staan. In het Kerkblad van de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland staat een adventspreek van wijlen ds. E. du Marchie van Voorthuijsen. Als laatste behandelt hij het overspel van David.
„Bathséba. Dit gaat alle perken te buiten. Hier staat ons verstand met eerbied stil. David, de man naar Gods hart. Uría, een godzalig mens, een getrouw krijgsman, gehuwd met Bathséba. Wat ga je nou doen, David? David, de koning, staat er nadrukkelijk bij in de tekst. Wat doe je op dat dak, David? U weet het: overspel, moord en doodslag. Het zwaard zal van zijn huis niet wijken. Het gaat alle perken te buiten. Maar David bleef kind van God, ondanks alles. Vreselijk stuk; overspel en moord door David, de godzalige koning.

Waartoe dit? In ieder geval opdat er twee kinderen Gods uit zouden geboren worden. Want als het eerste kind al vroeg sterft, zegt David, nadat hij zich gewassen en gezalfd heeft: Hij zal tot mij niet wederkomen, het is dood, maar ik zal tot hem gaan. En de tweede zoon is Sálomo, vredevorst, type van Christus in de staat Zijner verhoging. David en Bathséba, Sálomo, Christus. Bathséba: „Heilig zijn, o God, Uw wegen.” Christus, de meerdere Sálomo, Vredevorst, Koning der gerechtigheid. Adventslicht in zondeduisternis. Buiten Christus alleen maar de eeuwige duisternis. Alleen in Christus, Die het eeuwige Licht is, ziet de Kerk het licht, dwars door alle duisternissen heen.

Christus, Thamars zoon. Dank u, Heere. Christus, grote Perez, Doorbreker der gerechtigheid. Wij waren in Adam doorgebroken door de staat der gerechtigheid; doorgebroken door de vrede met God. Christus is doorgebroken voor een doorgebroken en nog dagelijks doorbrekend volk. Doorgebroken door de vloek, de zondestraf, de eeuwige toorn en gramschap, de helse verlating. Eloï, Eloï, Lamma, Sabachthani. Dank u, Heere, grote Thamarszoon, Perez der gerechtigheid.

Christus, Rachabs zoon. Hij had vrede met de vloek der wet. Hij ontving met vrede het vonnis des doods. Heilig, onnozel, zonder zonde. Tot opluistering Zijns Vaders deugden. Dank U, Heere.

Christus, Ruths zoon. Hetgeen der wet onmogelijk was, heeft Hij mogelijk gemaakt. Voor een volk dat nooit meer bekeerd kan worden en nooit meer met God verzoend kan worden. Maar die toch liever door de ware God verdoemd worden, dan in een andere weg -buiten het recht om- verzoend worden. Dank U, Heere.

Christus, Bathséba’s zoon. Meerdere Sálomo, geen kroon als Sálomo, geen troon. Maar eeuwig bloeit toch de gloriekroon, op het hoofd van deze grote Davidszoon. Een doornenkroon, beladen met en gevlochten van de zonden Zijner onderdanen. Bloedkroon, zondekroon. Dank U, Heere.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer