„Federatie kón eenvoudigweg niet”
Het is voor hem volstrekt helder. „Waar Gods Geest werkt, daar komt heil, heling en genezing. Op kerkelijk gebied betekent dat een streven naar eenheid van de kerken.” Dat Samen op Weg mislukt is door de kerkscheuring van mei 2004 en dat die scheuring door een federatie voorkomen had kunnen worden, ontkent hij. „Federatie kón eenvoudigweg niet. Door het SoW-proces kwamen velen tot het besef dat ze niet konden leven met de plurale Hervormde Kerk.”
Ds. Barend Wallet (67) is een man van orde en regelmaat. In zijn studeerkamer staat geen boek uit het gelid. Het bureau is opgeruimd, alle papieren zijn keurig geordend. Het ruime werkvertrek in zijn woning in Houten is de plaats waar hij het liefst verblijft. Hij wijst naar de boeken achter de stoel waarin hij zit. „Met Kierkegaard in de rug. Op deze planken staan zijn werken. Dat is mijn theoloog.”Van studeren geniet hij. En toch heeft hij nooit de doctorstitel behaald. „Ik word wel vaak zo aangekondigd, maar ik heb er nooit behoefte aan gehad te promoveren. Je moet dan jarenlang op zo’n klein deelgebied bezig zijn, dat trekt me niet.”
Hij werkt iedere dag van tien tot tien en rookt tussendoor zes pijpen. „’s Morgen twee, ’s middags twee en ’s avonds twee. De lekkerste pijp bewaar ik altijd tot tien uur. Dan lees ik trouwens gelijk de krant.”
De emeritus predikant heeft een gevarieerde loopbaan achter de rug in de Nederlandse Hervormde Kerk. „Mijn wortels liggen in de gemeente van ds. Reinier Kok in Veenendaal.” Hij glimlacht. „Dat was een man die niet erg veranderlijk was. Als je zowel zijn voornaam als zijn achternaam van achteren naar voren leest, krijg je precies hetzelfde. Dat tekent hem.”
Toen de ouders van ds. Wallet besloten terug te keren naar de Gereformeerde Gemeenten sloop de kerkelijke verdeeldheid het gezin binnen. „We waren thuis met z’n zessen. Drie broers en zussen kozen voor de Hervormde Kerk en drie voor de Christelijke Gereformeerde Kerken. Ik werd hervormd. Ik heb trouwens nooit een lelijk woord gezegd of geschreven over het milieu waar ik uit voortkom. Ik denk er met veel warmte aan terug. Dat komt ook omdat ik bevindelijk ben opgevoed en niet wettisch.”
Na zijn opleiding tot predikant werden er in 1968 35 beroepen van kandidaatsgemeenten bij hem bezorgd. Hij nam het beroep naar het Zeeuwse Aagtekerke aan. „Want zoals iemand toen tegen me zei: Dominee word je pas echt op een dorp.” Na Aagtekerke volgde Driebergen en daarna Utrecht. „In Driebergen had ik het goed, en in Utrecht niet minder.”
In Utrecht ontdekten diverse kerkelijke organen meer en meer de bestuurder in ds. Wallet. Hij werd eind jaren tachtig hervormd synodelid, werd gekozen in het moderamen en kreeg later de voorzittershamer van de kerkvergadering in handen gedrukt. Als voorzitter van de commissie kerkorde werd hij later de man die aan het stuur van het Samen op Wegproces kwam te zitten. „Dat heeft alles te maken met het feit dat ik inderdaad geloof dat waar God in mensen werkt er heil, heling en genezing komt. De verdeeldheid van de kerken moest ongedaan worden gemaakt.”
Enkele jaren geleden besloot hij zijn persoonlijke kijk op het Samen op Wegproces vast te leggen in een boek. Hij gaf het de titel ”Samen op weg naar de Protestantse Kerk in Nederland” mee. Maandag werd het boek officieel gepresenteerd.
Was u, die zo direct bij het proces betrokken was, wel de juiste man om zo’n boek te schrijven?
„Die vraag heb ik me zeker wel twintig keer gesteld. Maar ik zie dit boek niet als dé geschiedschrijving, maar meer als een eerste poging. Ik heb geprobeerd 8 meter documentatie terug te brengen tot 3 centimeter. En ik sluit zeker niet uit dat er in de komende jaren helderder boeken komen. We staan er nu nog te dichtbij, dan kun je nooit objectief zijn. Ik heb ook steeds gezegd dat het mijn kijk is op het proces. Ik vergelijk het wel eens met het varen naar Engeland. Als je dan bij Hoek van Holland weg vaart, zie je eerst nog geruime tijd de contouren van de kust. Pas op volle zee ga je je dan richten op Engeland, op de toekomst. Zo zie ik de samenstelling van dit boek ook. Het is het wegvaren van de kust.”
U hebt zich ingezet voor de eenheid van de kerken. U moet zich ongetwijfeld gedesillusioneerd voelen nu de kerkvereniging geleid heeft tot een grote scheuring in de Hervormde Kerk en een kleinere in de Gereformeerde Kerken.
„Ik ben er door teleurgesteld, maar er niet door gedesillusioneerd. Ik betreur het wel. Ja, zeer zeker. Ik kan het nog steeds niet geloven dat de predikanten die gingen geen collega’s meer zijn in dezelfde kerk waar ik toe behoor. En dat 50.000 meelevende leden de kerk hebben verlaten -ik houd het aantal bewust eerder hoger dan lager aan- doet me pijn. Maar ik denk dat het niet anders kon. Ik heb gaandeweg het proces steeds meer ervaren dat men niet meer wilde praten. Men wilde gaan. En dan kun je de boel eenvoudigweg niet bij elkaar houden.”
Steeds is de optie van de federatie voorgesteld om breuken te voorkomen. De kerkelijke leiding heeft die mogelijkheid steeds afgewezen. Hij legt de pijp op tafel, vouwt de handen en gaat iets rechter in zijn stoel zitten. „Simpel lijkt het, hè? Maar het is helemaal niet simpel.” Hij zwijgt even. Dan, met nadruk: „Echt, ik zou nu, in december 2005, nog steeds niet weten hoe zo’n federatie georganiseerd zou moeten worden. Het kán eenvoudigweg niet. Een federatie botst zo op het hervormde kerkmodel. Je krijgt de grootste problemen op allerlei gebieden. Neem alleen het feit van het dopen van kinderen in een gemeente die plaatselijk al tientallen jaren samen op weg is. Waar schrijf je die kinderen in? Bij de hervormden? Of de gereformeerden? En hoe moet het met het beheer?
In de praktijk zou het erop neerkomen dat zo’n SoW-gemeente zich zou afscheiden van de landelijke kerk. Het kón niet. Gedurende het proces is het woord ”federatie” een kreet geworden. Steeds weer kwamen er voorstellen langs, met steeds weer andere benamingen, die allemaal op hetzelfde neerkwamen. En we hebben steeds gezegd: Die voorstellen zijn vruchteloos.”
Een federatie kon volgens u niet. Tegelijk werd steeds duidelijker dat een fusie tot een scheuring zou leiden. Heeft u nooit overwogen om te zeggen: We stoppen ermee?
„Nee. We hebben als kerkleiding steeds gezegd: Er mogen geen gewonden achterblijven op het slagveld. Haal ze op, verbind de wonden. We hebben gepraat en gepraat. En alles gedaan om de bezwaarden tegemoet te komen. Maar het hielp niet. Ik heb een keer een hele nacht wakker gelegen van de vraag waar nu het verschil zat tussen ons en degenen die uiteindelijk gegaan zijn en ’s ochtends dacht ik er uit te zijn.”
Hij draait een map op de salontafel om en tekent een denkbeeldig vierkant op de witte achterkant. „Stel: we zouden tegen elkaar zeggen: „Laat ons een balletje trappen.” Dan heb je hier de lijnen van het veld. En hier ligt de bal. De mensen van het Comité en van het Gekrookte Riet tekenden destijds, bij wijze van spreken, direct om die bal heen een vierkant. Dát was hun speelveld. Hun uitleg van de Bijbel gaf de kaders aan. En alles wat daarbuiten kwam, was buiten de lijnen en dus buitenspel. Nou, dan kun je de bal alle kanten op laten rollen, maar het is altijd buitenspel. Want als de bal buiten hun lijnen kwam, zagen ze dat als verraad aan de waarheid. Aan hun formulering van de waarheid. Terwijl hun speelveld wel veertig keer in het speelveld van de kerk kon.”
Hij legt de map weer terug op de tafel. „Het probleem is volgens mij dat het nadenken over SoW de verscheidenheid van denken binnen de Hervormde Kerk aan het licht heeft gebracht. En daar konden zij die nu de Hersteld Hervormde Kerk vormen, niets mee. Ze noemden dat on-Bijbels. Dat is volgens mij een kardinale misvatting.
Ja, er zíjn grenzen. Op de betekenis van Christus en het gezag van de Schrift kun je niet afdingen. Maar dat wil niet zeggen dat je uniform bent in de kerk. Dat waren we ook niet in de Hervormde Kerk.”
In uw boek verwijt u de Gereformeerde Bond dat deze de achterban niet voldoende geïnformeerd heeft over de ontwikkelingen die er speelden.
„De vertaling naar het grondvlak is niet altijd goed geweest. De Bond heeft te lang gedacht: Het proces stopt wel, het gaat toch niet door. Toen besloten werd aan een kerkorde te gaan werken voor de nieuwe kerk, stemde niemand daartegen. Daar horen we nooit meer iets van, dachten velen toen. Maar een paar jaar later lag er een concept.
Toen heeft de Bond in Putten, in 1992, het onaanvaardbaar uitgesproken en is het aforisme geboren ”we kunnen niet weg en we kunnen niet mee”. Later werd dat omgebogen tot ”we kunnen niet mee, maar we kunnen de kerk ook niet prijsgeven aan hen die geen recht op haar hebben”. Nog later werd door ds. Kamphuis gezegd: „De basis van de kerkorde is ondeugdelijk, maar niet onherstelbaar.” Toen was men weer bij Hoedemaker.
Tegelijk werd de Bond toen in kringen van Comité en Gekrookte Riet beschuldigd van woordbreuk. Een zware beschuldiging en een niet terechte. Want de Bond heeft nooit op de lijn van een afscheiding van de kerk gezeten. Dat is nooit officieel beleid geweest, om het zo maar te zeggen. De Bond bleef bij de waarde van het verbond. En dat gaf scheiding met de andere bezwaarden.”
Voelt u geen schuld over de scheuring?
„Verdriet, maar geen schuld. We hebben echt alles gedaan. De verklaring die gemeenten kunnen ondertekenen om hun verbondenheid met het gereformeerde belijden te benadrukken. Erkenning door de synode van het convenant van Alblasserdam. We zijn echt tot het uiterste gegaan. Maar steeds meer kreeg ik de indruk: men wil niet meer.”
Stel: er komt nu een hersteld hervormde collega van u binnenlopen. Wat zou u tegen hem zeggen?
„Hij had niet hoeven weggaan. Daar ben ik zeer vast van overtuigd.”
De predikant trekt bedachtzaam aan zijn pijp en hult zich in een sterk geurende rookwolk. „Wij hebben geen aanleiding gegeven dat mensen de kerk zouden moeten verlaten. En wat die collega’s betreft: ik heb nog steeds het gevoel dat ze collega’s van me zijn in onze kerk. Het nieuwe jaarboek was wat dat betreft een schok voor me. Want daar staan ze niet meer in. Dat voelt heel vreemd.”