Trulli als trekpleister
Nu Toscane overloopt van de toeristen en bijna onbetaalbaar is geworden, vormt de zuidelijke regio Apulië een interessant alternatief voor wie in Italië op vakantie wil. De streek beschikt over zeeën, kerken, kastelen, olijfolie en wijn. En van die gekke witte huisjes.
Honderden witte, ronde huisjes met een puntdak, zo ver het oog reikt. Dat is Alberobello in het Zuid-Italiaanse gewest Apulië, de hiel van Italië. Net of er een dorp uit de Afrikaanse binnenlanden is overgeplant.De huisjes van opeengestapelde kalksteen, trulli geheten, zijn een trekpleister voor toeristen. Sinds 1996 staat het dorpje op de Werelderfgoedlijst van Unesco. Nogal wat huisjes zijn ingericht als souvenirwinkel, waar je een miniatuurtrullo kunt kopen, met of zonder de lokale heilige Padre Pio ervoor. Andere zijn hotel geworden. Eentje een bar.
Voor deze uitspanning veegt een oude vrouw de vloer aan. Ze zet vermoeid de bezem aan de kant en laat zien hoe een trullo er vanbinnen uitziet. Het is even bukken, maar binnen blijkt de woning -dankzij het hoge kegelvormige dak- zeer ruim. Het huis is verbonden met een paar andere trulli. De ene is slaapkamer, de andere woonkamer et cetera. In één ruimte is zelfs een houten tussenschot geplaatst. Met een ladder klauter je omhoog naar de vliering.
Pina beheert het huis voor rijke mensen uit Noord-Italië. Die kochten het geheel jaren terug voor 20 miljoen lire (hooguit 10.000 euro). Na een grondige renovatie staat de trullo nu voor 350.000 euro op de balans.
Cactusvijgen
Dat de trullo tegenwoordig voor weelde staat, konden de keuterboertjes in de zeventiende eeuw ook niet bedenken toen hun heer, de hertog van Conversano, hun gebood alleen op deze manier te bouwen. Om onder de belastingen van de Spaanse koning uit te komen, mocht in de huisjes geen mortel zitten. Als de Spaanse belastinginner langskwam, konden de trulli snel worden afgebroken.
Alberobello ligt in het centrum van de Itriavallei, het centrum van de olijventeelt. Apulië is hét gewest van olijfolie, wijn en graan (voor pasta). Er staan maar liefst 60 miljoen olijfbomen, en reken maar dat in de beroemde Toscaanse olijfolie veel Apulische olijven worden verwerkt. Apulië is vrijwel zelfvoorzienend, want behalve over genoemde producten beschikt het gewest -dat ingeklemd ligt tussen de Adriatische en de Ionische Zee- over een overvloed aan vis. Verder beschikt het gewest over (paarden)vlees, alle mogelijke tuinbouwproducten zoals uien, cactusvijgen, aubergines en citroenen, en sinds kort wordt er zelfs aan bloementeelt gedaan. Apulië is niet bedorven door het toerisme, ook al neemt dat sterk toe sinds goedkope luchtvaartmaatschappijen op Bari vliegen.
De streek heeft, behalve een eenvoudige maar uitstekende keuken, cultuurschatten om je vingers bij af te likken. Elk stadje van betekenis heeft wel een prachtige kerk, in de meeste gevallen gebouwd door de Noormannen in romaanse stijl, soms in baroktrant. Ook beschikt Apulië over talloze kastelen.
Niet ver van Bari ligt Castel del Monte, zo beroemd dat het op de Italiaanse kant van de eurocent staat. Over functie, plaats en symboliek van het kasteel zijn boeken vol geschreven. Esoterische schrijvers doen er veel inspiratie op en Dan Brown zou er zo een thriller over kunnen schrijven.
Niemand weet zeker waar dit achthoekige kasteel voor bedoeld was. Het is geen fort, dus het had geen verdedigingsfunctie, en werd ook niet alleen voor de valkenjacht gebruikt. Eén ding staat vast: de bouwer heette Frederik II (1194-1250), beter bekend als ”stupor mundi” (”hij die de wereld versteld doet staan”), een listig, zeer belezen en syncretisch-religieuze keizer. Dat laatste zou het kasteel in verband brengen met de katharen en de tempeliers.
Papiermot
Lecce is met zijn bijna 100.000 inwoners de grootste stad aan de oostkant van Italië, en daarmee van het oude Europa. De stad is beroemd als barokstad bij uitstek. Zij wordt wel eens het Florence van het zuiden genoemd, maar „dat doet onrecht aan de stad, alsof die van een tweede garnituur is”, klaagt de mevrouw van een krantenkiosk. Minder bekend is dat Lecce het centrum is van een bijzonder ambacht, het papier-maché, ”cartapesta” in het Italiaans. Poppen van papier-maché op traditionele wijze maken, is zeer tijdrovend en vereist veel kunde en ook wel kunstenaarstalent.
In haar werkplaats annex winkel laat Marcella Donno zien hoe ze werkt. Stukken papier, een soort waar in Italië de bakker het brood mee verpakt, worden om een skelet van ijzerdraad en stro geplakt met een stroperige lijm waarin -om papiermot tegen te gaan- hars zit. Deze handeling wordt twee- of driemaal verricht; onderwijl krijgt de pop vorm door bijvoorbeeld het modelleren van plooien in kleding.
Ten slotte wordt de pop geverfd. Een bijna levensgrote kopie van Padre Pio gaat weg voor 2300 euro, maar daarmee is Marcella ook wel een maand bezig. „Onze manier van werken is bijna uniek”, zegt ze. „Veel jongeren maken zich ervan af door een pop van één laag krantenpapier te maken. De meeste mensen zien het verschil niet.”
Buiten, op het centrale Piazza Sant’Oronzo, klinkt uit een luidspreker vanaf het stadhuis plotseling muziek van de tenor Tito Schipa (1889-1965), geboren in Lecce en de Pavarotti van zijn tijd. Dit gebeurt elke dag om twaalf uur, als eerbetoon aan de beroemde stadgenoot. De Apuliërs geven (nog) om hun traditie en geschiedenis.
Meer informatie: Italiaans verkeersbureau ENIT, tel. 020-616 8244, www.enit.it en www.pugliaturismo.com (klik op het toeristenbureau, APT, van een van de vijf provincies voor meer culturele informatie).