„Geloof valt buiten domein wetenschap”
LEIDEN - In de gereformeerde gezindte bestaat soms angst voor het historisch onderzoek bij de uitleg van de Bijbel. Die angst is niet altijd terecht, concludeerde dr. G. van den Brink woensdag tijdens een lezing voor de Leidse theologenvereniging Synopsis.
Reformatorische theologiestudenten krijgen bijna dagelijks te maken met kritische vragen vanuit de moderne Bijbelwetenschappen. En dus stond de achttiende verjaardag van de theologische studentenvereniging Synopsis -voluit: Synopsis Purioris Theologiae- in het teken van de zogeheten historisch-kritische methode. Hoe moet zo’n benadering nu worden getaxeerd? Dr. Van den Brink, docent systematische theologie aan de Leidse universiteit, hield een lezing met als thema ”Vooronderstellingen in de historisch-kritische exegese”.In de historisch-kritische methode, sinds de achttiende eeuw een belangrijke stroming in de theologie, staan vooral de historische achtergronden van de Schrift centraal. Bij het hanteren van deze methode menen theologen allerlei spanningen, onjuistheden en tegenstrijdigheden in de Bijbel op te merken. Neem de opstanding van Jezus Christus, het bekendste voorbeeld: is de opstanding nu wel of geen historisch feit, zo luidde lange tijd de vraag in het historisch onderzoek. Een begrip als ”openbaring” verschuift in deze visie al snel naar de achtergrond.
Dr. Van den Brink pleitte voor een onbevangen en ontspannen omgang met de historisch-kritische methode. „We moeten onze winst doen met het historisch onderzoek en waardevolle punten meenemen. Zo kan het bijvoorbeeld Bijbelteksten verhelderen.”
Hij stond vooral stil bij de vooronderstellingen van de Duitse theoloog en filosoof Ernst Troeltsch, die eind negentiende eeuw drie invloedrijke uitgangspunten van de moderne Bijbelwetenschappen formuleerde. „Zo ging Troeltsch uit van het principe van de methodische twijfel. Absolute zekerheid in het christelijke geloof is niet mogelijk, meende hij. Een ander uitgangspunt was dat van de analogieën. In dat geval is de opstanding geen historisch feit, want soortgelijke gebeurtenissen bestaan niet. En in het derde beginsel stond het oorzakelijk verband centraal. Volgens deze opvatting zijn historische gebeurtenissen pas waar als ze zijn ingebed in een keten van oorzaak en gevolg”, aldus dr. Van den Brink.
Nu zijn Troeltsch’ principes op twee manieren op te vatten, vervolgde de theoloog. „Allereerst als aanwijzingen voor hoe wetenschappelijk onderzoek hoort te gaan, de regels en methodes van de theologie. En in de tweede plaats als bepalingen van wat in de werkelijkheid wel en niet het geval kan zijn.”
In de praktijk wordt Troeltsch’ visie op beide manieren geïnterpreteerd. Maar, zo benadrukte dr. Van den Brink: „Het is van belang om het verschil te zien. In het eerste geval gaat het slechts om een afspraak over hoe we wetenschap bedrijven. Daarin spelen geloofsovertuigingen geen rol en dus hoeft het geloof in bijvoorbeeld de goddelijke openbaring door de Schrift nog niet onjuist of zelfs onmogelijk te zijn. In het tweede geval is de openbaring van God onmogelijk en in dat geval is de historisch-kritische benadering niet zozeer van methodische aard, maar vooral een feitelijk principe.”
Dr. Van den Brink verzette zich tegen deze waarheidsclaim van het historisch onderzoek. „Het geloof valt buiten het domein van de wetenschap. De wetenschap moet geloofsovertuigingen noch bijvallen, noch tegenspreken: ze onthoudt zich eenvoudigweg van een oordeel.”
Zelf voelt hij zich altijd geprikkeld door het historisch-kritische onderzoek. Hij benadrukte dat een christen in principe niet zo veel moeite hoeft te hebben met bijvoorbeeld het beginsel van de methodische twijfel. Want „de zekerheid van het geloof hangt af van Gods Geest.”
Maar waar liggen nu precies de grenzen van het historisch-kritische onderzoek? Dr. Van den Brink noemde als voorbeeld de heilsfeiten. „Troeltsch lijkt het neutraal te formuleren. Maar uiteindelijk wil hij God, wonderen en de openbaring buitensluiten”, waarschuwde dr. Van den Brink. „Van belang is een persoonlijke omgang met de Bijbel. Wij kunnen geen naakte feiten ontdekken, los van ervaringen en interpretaties. De historische Jezus is geen andere dan de verkondigde Jezus.”