„Koelman offerde de preekstoel”
GOES - „Jacobus Koelman offerde voor zijn overtuiging zijn liefste bezit: de preekstoel.” Dat zei de commissaris van de Koningin in Zeeland, drs. W. T. van Gelder, dinsdagavond tijdens een lezingencyclus over de nadere reformator in Goes.
De Zeeuwse stichting StoKosmos organiseerde dinsdag in de Maria Magdalenakerk voor het zevende achtereenvolgende jaar een cultuurhistorische lezing. Commissaris van de Koningin W. T. van Gelder en ds. C. J. Meeuse, predikant van de gereformeerde gemeente in Apeldoorn, voerden het woord over het thema: ”Jacobus Koelman en een (in)tolerante overheid”.„Een revolutionaire geestdrijver, een spiritualist, een radicaal, een provocateur.” Volgens Van Gelder kwalificaties die opkomen als het gaat om het optreden van Jacobus Koelman, de zeventiende-eeuwse predikant die bekend werd door zijn afwijzing van onder meer de formuliergebeden en feestdagen. ”De moed om een dissident te zijn”, titelde Van Gelder zijn lezing dan ook.
Hij plaatste Koelman naast andersdenkenden als natuurkundige Galilei, bioloog Darwin, burgerrechtenvoorvechtster Rosa Parks en Jezus. Allen werden, aldus Van Gelder, in hun tijd niet begrepen en verketterd, maar ze hadden de moed om de confrontatie aan te gaan. In het geval van Koelman sprak Van Gelder over „de moed om voor je overtuiging je liefste bezit te offeren: de preekstoel.” De „rechtlijnige” Koelman zocht de confrontatie om een ideaal te verwezenlijken, dat van de Nadere Reformatie en de levensheiliging.
In zijn verdediging van de door de overheid verboden gezelschappen komt volgens Van Gelder naar voren dat Koelman zeer modern was. „Hij voert daarin onder meer aan dat iedere gelovige zijn eigen gaven bezit en dat men ook zijn talent niet mag begraven. Wij hoeven het woord ”gelovige” slechts te vervangen door ”leerling” en de zin zou zo uit een hedendaagse onderwijsnota kunnen zijn gehaald.”
De dissident Koelman heeft betekenis voor vandaag, stelde Van Gelder. „Wij moeten andersdenkenden niet veroordelen of isoleren, niet de rug toekeren. Wij moeten de discussie aangaan en openstaan voor hun argumenten. Het is een bekend gezegde: zonder wrijving komt er geen glans”, aldus de commissaris.
Ds. Meeuse schetste in twee lezingen het leven en werk van Koelman. Die vond de overheidsbemoeienis in de kerk te groot, terwijl hij de kerk te verdraagzaam vond in het toelaten van zonden. Zelf wilde hij godsvrucht kweken en goddeloosheid uitroeien. „De overheid verdroeg veel zonden, maar verdroeg Koelman niet”, aldus ds. Meeuse.
In zijn tweede lezing ging hij in op Koelman in relatie tot een (in)tolerante overheid. Met een voorbeeld dat Koelman zelf ergens beschrijft, maakte de predikant duidelijk hoe intolerant en hard de Zeeuwse overheid in de zeventiende eeuw optrad tegen de gezelschappen. Een zekere Adriaan van Loo ging bij een vriend in Kruiningen gezelschap houden. Het gezelschap van zo’n twaalf man deed een gebed, zong een psalm en besprak enkele geestelijke vragen. Toen kwam plotseling de schout van Kruiningen binnen. Van Loon kreeg uiteindelijk een halfjaar gevangenisstraf en een geldboete.
Een intolerante overheid tegenover de reformatiedrang van Koelman en anderen, aldus ds. Meeuse, maar er is ook een andere kant. In een brief aan het stadsbestuur van Sluis stelt Koelman juist de tolerantie van de plaatselijke overheid aan de kaak. „Molens malen op zondag, herbergen en kroegen zijn open en er wordt op straat gevloekt en gezworen”, citeerde ds. Meeuse Koelman. „Achter al zijn verzet brandde liefde”, verzekerde de Apeldoornse predikant. „Koelman wilde godsvrucht kweken en goddeloosheid uitroeien. De overheid verdroeg veel zonden, maar verdroeg Koelman niet.” Uiteindelijk werd zelfs de toegang tot Zeeland hem ontzegd.
De taak die de overheid volgens Koelman heeft, is de kerk te beschermen, ruimte te scheppen voor het Evangelie en ongerechtigheid bestrijden. „De overheid moet het de zondaar als het ware moeilijk maken om te zondigen”, aldus Meeuse. „Ik sprak onlangs een politieagent die een hele nacht bezig was om bij een houseparty slechts excessen te bestrijden. Daar schrik je van.”
Opvallend is volgens de predikant dat de zogenaamde ”concepten van nadere reformatie” nooit beginnen bij de buren, maar in de eerste plaats predikanten en ambtsdragers vermanen een christelijke levensstijl te hanteren.
Ds. Meeuse noemde het „ellendig” dat regelmatig het moslimfundamentalisme op één hoop wordt gegooid met het orthodoxe christendom. „We moeten haat met liefde bestrijden.” Dat geldt ook als de haat van de overheid komt. „De Reformatie was nooit revolutionair. Tegen de revolutie het Evangelie”, betoogde ds. Meeuse. „In ons volkslied zingen we: de koning van Hispanje heb ik altijd geëerd.”