Geestelijk
De tegenheden van Gods kinderen kunnen soms veel zijn. Dan hebben zij evenwel God tot een gewisse hulp in hun kruis- en tegenspoed. De goedertierenheid van die meedogende Vader laat immers niet toe dat Zijn kinderen altijd treuren. Gebeurt het dat ze verdrukt worden, zie, zij worden niet benauwd. Twijfelmoedigheid mag hen bevangen, maar geen mismoedigheid. Vervolgen haar de tegenstanders, God verlaat hen niet. Worden zij door de veelheid van de noden neergeworpen, zij worden niet bedolven, omdat de Heere hun lamp is.
Toen Jakob met God worstelde en weende, deed hij dat enerzijds opdat hij gerukt zou worden uit de hand van zijn broeder Ezau en genade mocht vinden in zijn ogen; anderzijds, opdat hij geestelijke zegeningen mocht ontvangen. Daarom noemde hij die plaats Pniël, want, zei hij, ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn ziel is gered geworden.Dit is de apostel ook gewaar geworden. Nadat hij in Romeinen 7:24 zegt: „Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam deses doods?”, verheugt hij zich direct daarna in de bijstand van Gods genade. Zo toont ons de apostel met zijn eigen voorbeeld de ellende van een wedergeborene en de rijkdom van Gods genade.
Samuel Scherphof, predikant te Zuidland (”Selfstrijd van Paulus”, 1668)