Op 1 januari vielen de internationale handelsquota voor textiel weg, met als gevolg dat China de Amerikaanse markt overspoelde met tal van producten. De export van katoenen broeken nam alleen al toe met 1200 procent. De Amerikaanse textielsector vroeg Washington om beschermingsmaatregelen en kreeg die ook. De regering kondigde zogeheten ”beschermingen” af die in feite neerkwamen op het opnieuw invoeren van quota.Beide partijen begonnen enkele weken geleden met onderhandelingen, die dinsdag in Londen werden afgerond met de ondertekening van eerdergenoemd akkoord. Daarin wordt afgesproken dat China tot 2008 z’n textielexport geleidelijk mag uitbreiden, maar niet in de mate die men eerder dit jaar zag. Het is nog onduidelijk wat er vanaf 2008 gebeurt. De Amerikaanse handelsgezant Rob Portman noemde de overeenkomst die geldt voor 34 specifieke producten „eerlijk en voordelig voor beide partijen.”

De Amerikaanse textielsector reageerde opgelucht, ook al gaat het maar om een voorlopig akkoord. „China is nu geen bedreiging meer voor onze sector”, aldus Cass Johnson, voorzitter van de Nationale Raad van Textielbedrijven. De sector verloor in de afgelopen vier jaar 400.000 banen aan de goedkope textielimport vanuit Azië. Hij pleit voor bindende afspraken via de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in Genève, „omdat het hele circus straks weer begint als deze overeenkomst is afgelopen.”

De overeenkomst komt op tijd in verband met het komende bezoek van president Bush aan China later deze maand. Textiel vormde een van de bronnen van spanning tussen beide landen naast de koers van de Chinese yuan, die volgens Washington veel te laag is. Dat leidt tot een oneerlijk concurrentievoordeel, meent minister van Financiën John Snow, die dit punt net uitgebreid besproken heeft tijdens z’n recente bezoek aan Peking.