„Het lijkt wel of we ziende blind zijn”
VEENENDAAL - Ouders moeten scholen kunnen dwingen hun kind van halfacht ’s morgens tot halfzeven ’s avonds op te vangen. Dat vindt althans het kabinet. RMU-directeur P. Schalk ziet vele praktische bezwaren. „Maar belangrijker is mijn principiële kritiek: dit is niet in het belang van het kind.”
Verbaasd was Schalk niet toen hij, zittend op de publieke tribune van de Tweede Kamer, VVD-fractieleider Van Aartsen het voorstel hoorde doen dat nu door het kabinet lijkt te worden overgenomen. „Tijdens de algemene beschouwingen, twee weken geleden, leek het plompverloren uit de lucht te vallen. Maar zo’n voorstel zat er eigenlijk al lang aan te komen.”De RMU-directeur herinnert zich nog als de dag van gisteren hoe hij in 1995 samen met andere organisaties 800.000 handtekeningen tegen de 24-uurseconomie aanbood aan minister Wijers van Economische Zaken. „Die begon ons al snel te kapittelen, in de trant van: waar zijn jullie mee bezig? Ook zette hij min of meer de tegenaanval in door te poneren dat het toch te gek voor woorden was dat kinderen in Nederland tussen de middag vrij waren. Van dat halen en brengen van kinderen raakten ouders helemaal gestrest, aldus de bewindsman van D66-huize.”
Tien jaar later gaat een kamermeerderheid nog een forse stap verder. Scholen moeten van halfacht ’s morgens tot halfzeven ’s avonds opvang bieden. Ouders krijgen het recht dat af te dwingen. Inmiddels lijkt het kabinet-Balkenende, waarin het CDA de grootste partij is, die gedachte geheel te hebben overgenomen.
Schalk: „Als je rondkijkt in onze samenleving merk je een enorme drang richting uitgebreide kinderopvang. Iedereen móét immers zichzelf kunnen ontplooien? En elk mens móét toch een zelfstandige economische eenheid vormen? Uit die onaantastbare premissen van de moderne maatschappij vloeit automatisch een grote behoefte aan kinderopvang voort.”
Het is een ontwikkeling die de RMU-directeur met zorg vervult. „Het onderliggende levensgevoel is dat kinderen lief zijn, maar dat je ze alleen in je buurt wilt hebben als dat jou uitkomt. Er is inmiddels voldoende wetenschappelijk onderzoek dat laat zien dat langdurige kinderopvang niet goed is voor de ontwikkeling van een kind. Maar het lijkt wel of we ziende blind zijn. Ik verwijs slechts naar een onderzoek van enkele jaren terug door de commissie dagindeling. Daarin hadden kinderen zelf aangegeven het heel fijn te vinden thuis opgevangen te worden. En wat was de conclusie van de commissie? Oh, er moet dus kinderopvang dicht in de buurt van het ouderlijk huis komen. Bij zulke conclusies wrijf je toch je ogen uit?”
Voor wie werkende moeders eenmaal het dogmatische uitgangspunt zijn geworden, is blijkbaar geen investering te groot, stelt Schalk vast. „Want wie gaat die nieuwe plannen nu allemaal betalen? Moeten werkgevers dit ophoesten en de loonsom hiermee onevenredig gaan belasten? Waar komt het geld vandaan om in al die basisscholen faciliteiten te regelen, keukenblokken te plaatsen, enzovoort? En wie moet dit allemaal organiseren?”
In het buitenland lukt het ook, stellen de voorstanders.
„Ja, maar met vergelijkingen met het buitenland moet je altijd voorzichtig zijn. De arbeidsparticipatie van vrouwen ligt daar veelal hoger, maar de maatschappij zit vaak ook anders in elkaar. Niet zelden zijn de familiale structuren daar sterker, zodat bijvoorbeeld grootouders voor hun kleinkinderen zorgen. Ik val van zulke argumenten niet ondersteboven. Ze worden er soms bij gezocht om die dingen te kunnen doen die net niet schadelijk zijn voor kinderen. Maar we moeten precies andersom redeneren: vanuit het recht dat kinderen hebben op persoonlijke aandacht, liefde en individuele zorg. Kinderen zijn immers een geschenk, voor wie ouders de eerste verantwoordelijkheid mogen en moeten dragen.”