Wind op zee is zeer rendabel
Windmolenparken in zee zijn vooralsnog onrendabel, blijkt uit onderzoek. Joop Lasseur vindt dat de opstellers ervan zich baseren op onjuiste gegevens en aannames.
Minister Brinkhorst van Economische Zaken stuurde vorige week maandag het onderzoek ”Windenergie op de Noordzee. Een maatschappelijke kosten-baten analyse” van het Centraal Planbureau (CPB) en het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) naar de Tweede Kamer. Het rapport werd in zijn opdracht gemaakt, naar aanleiding van een motie van VVD en CDA van juni 2004. In een begeleidend persbericht stelt het CPB dat in alle onderzochte varianten de kosten boven de baten uitgaan.Uitstel
Tweede-Kamerleden De Krom (VVD) en Hessels (CDA) hadden verzocht de maatschappelijke kosten en baten in beeld te brengen van 6000 Mw offshore windenergie en deze af te zetten tegen de kosten en baten van andere vormen van duurzame energie. Volgens het rapport zal „een snelle en omvangrijke aanleg van windparken op zee (…) met grote aanloopverliezen gepaard gaan” en „op basis van kosten en baten voor Nederland zou uitstel van aanleg in de rede liggen.”
Alleen als de voltooiing van de bouw van de windmolenparken wordt uitgesteld tot 2030 kunnen de kosten en baten volgens het rapport wel redelijk in balans worden gebracht, stelt het CPB in een begeleidend persbericht. Bij olieprijzen van 50 dollar per vat wordt windstroom uit zee rendabel. Daarnaast stelt het CPB dat het bereiken van een aanzienlijk percentage duurzame elektriciteitsproductie in Nederland alleen te bereiken is met een groot aandeel wind op zee.
Ook wordt geconcludeerd dat de leveringszekerheid niet in het geding is bij de realisatie van 6000 Mw offshore windenergie op de Noordzee. Hiervoor is weliswaar enige reservecapaciteit nodig, maar dat vergt slechts een marginale extra investering, vergelijkbaar met die van de reservecapaciteit voor conventionele centrales. Bij elkaar is dat is een sterk argument voor de bouw van offshore windparken.
Het is daarom verbazingwekkend dat het CPB meent te moeten concluderen dat de realisatie van 6000 Mw in 2020 in alle onderzochte scenario’s en varianten hierop maatschappelijk onrendabel is. Dat komt omdat het CPB uitgaat van een langetermijnolieprijs van 28 dollar per vat. In een gevoeligheidsanalyse wordt nog wel met een maximale prijs van 35 dollar gerekend; maar prijzen van 50 tot 60 dollar per vat acht het CPB ondenkbaar. Momenteel is de olieprijs 65 dollar…
Rendabel
Hetzelfde geldt voor CO(in2(-emissiekosten. Aangenomen is een prijs van 5 euro/ton in 2006 oplopend tot 11 euro/ton in de periode na 2015. Momenteel bedragen deze kosten meer dan 30 dollar…
Ook de maatschappelijke baten ten gevolge van het voorkomen van de uitstoot van broeikasgassen worden door het CPB zeer laag ingeschat, tussen de 400 en 750 miljoen euro. Dat is een factor 4 tot 8 minder dan in Europese studies in het kader van het zogeheten ExternE project.
Daar wordt op goede gronden gerekend met een waarde van 2 tot 4 eurocent/kWh, waardoor implementatie van 6000 Mw in 2020 resulteert in een maatschappelijk waarde van zo’n 3 miljard euro. Alleen al het aanpassen van de berekeningen met de in het ExternE gebruikte waarden zorgt ervoor dat een groot aantal door het CPB onderzochte scenario’s rendabel wordt.
Ook hier geldt dus dat arbitraire keuze voor de laagst mogelijke aanname een groot effect heeft op de conclusies van de studie.
Er is nog meer. Het CPB gebruikt een discontovoet van 7 procent; dat is 3 procent meer dan gebruikelijk. Dit weegt zwaar op offshore windprojecten met eenmalige kapitaalinzet, gevolgd door een lange periode van productie. De aangevoerde reden is een vermeend extra risico, iets wat door de financiële markt niet is bevestigd.
Ten slotte heeft het CPB een gering leereffect aangenomen, waardoor de kostprijsreductie beperkt blijft. Dit is typerend voor projecten die „uitontwikkeld” zijn, iets wat zeker niet geldt voor wind op zee, waar verwacht mag worden dat de leercurve zeker in de eerste fase aanzienlijk steiler zal zijn.
Bij elkaar is het dus geen wonder dat de doorgerekende scenario’s negatief uitvallen voor wind op zee. Want hoe mooi de modellen ook mogen zijn, het zijn de aannames die de uitkomst bepalen.
Hoognodig
De NWEA is een voorstander van een maatschappelijke kosten-batenanalyse van windenergie, maar vindt wel dat er gebruik moet worden gemaakt van recente gegevens en beschikbaar materiaal. En dat is helaas in de huidige studie onvoldoende gebeurd. Een opdracht aan het CPB om met meer representatieve aannames het huiswerk over te doen lijkt op zijn plaats.
Met de voorziene schaarste in energiegrondstoffen neemt het belang van duurzame energie voor onze voorzieningszekerheid snel toe. Nederland heeft wind en ruimte op zee. Gezien de werkelijke ontwikkeling van de prijzen van olie, CO(in2(-emissie en overige maatschappelijke baten is er alle reden om de ontwikkeling van windenergie op de Noordzee met kracht ter hand te nemen. Dat moet een geleidelijke, ononderbroken ontwikkeling worden om maximaal profijt te trekken van de opgedane ervaring.
De auteur is voorzitter van Nederlandse Wind Energie Associatie (NWEA), de belangenbehartiger voor organisaties die zich bezighouden met windenergie.