„Nietzsche beïnvloedde vroege zionisme”
Het maandag begonnen vierjaarlijkse Wereldcongres voor Joodse Studies, op de campus van de Hebreeuwse Universiteit op de Scopusberg, vormt een ontmoetingspunt voor wetenschappers vanuit alle terreinen van de studie van het jodendom. Behalve bijbelwetenschappers en rabbijnen, presenteren moderne sociologen en historici hun onderzoeksresultaten.
Meer dan 1000 lezingen staan er op het programma, merendeels in het Hebreeuws, met Engels als goede tweede voertaal. Daarnaast wordt echter ook Jiddisch, Russisch en Spaans gesproken op deze grootste conferentie ter wereld op het gebied van joodse studies.
Tijdens de openingsceremonie heette de president van Israël, Moshe Katsav, de wetenschappers welkom. Hij onderstreepte het belang van de studie van het jodendom in al zijn breedte voor de joodse staat. Een studente van de universiteit van Haifa droeg ter opening van het congres Jesaja 2:2 voor: „En vele volken zullen heengaan en zeggen: Komt, laat ons opgaan tot de berg des Heeren, tot het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en dat wij wandelen in Zijn paden; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des Heeren woord uit Jeruzalem.” Het massaal gezongen ”Ha-Tikva”, het volkslied van Israël, sloot de opening af.
De meeste deelnemers komen echter niet voor ceremonies, maar om te luisteren naar lezingen en om in discussie te gaan met de sprekers. Ze hadden maandag de keus tussen maar liefst 81 verschillende sessies over uiteenlopende onderwerpen, zoals holocaustliteratuur, talmoed, joodse muziek en de joden in Jemen.
Een speciale sessie was gewijd aan ”De dood van God in het joodse denken”. Doorgaans wordt het thema van de ”dood van God” in verband gebracht met christelijke theologie na Auschwitz, hoewel de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche als de intellectuele vader van dit idee geldt. De Franse geleerde Ofer Nordheimer Nur liet echter zien dat al het vroege zionisme uit de jaren twintig van de vorige eeuw door dit idee werd beïnvloed.
Het vroege zionisme streefde naar de oprichting van een joodse staat in Israël, als thuisland voor alle joden ter wereld. Dit idee werd gevoed door het messianisme binnen het jodendom, dat echter geseculariseerd werd. Vanouds was terugkeer naar het land Israël verbonden aan de komst van de Messias.
Behalve door deze joodse invloed, blijkt het vroege zionisme ook door Nietzsche geïnspireerd te zijn. Nordheimer Nur toonde dat aan de hand van de zionistische jeugdbeweging ”Ha-Sjomer ha-Tsair” (”De jonge wachter”) aan. Deze beweging werd in 1916 in Wenen opgericht en met name in Polen waren veel jongeren lid. De verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog leidden bij hen tot het idee dat God de wereld en het joodse volk had verlaten. Nu kwam het erop aan dat de mens zelf zijn lot in handen moest nemen. De dadendrang die hiervan het gevolg was, resulteerde bij de joodse jongeren in een massale emigratie naar Palestina. Men wilde niet meer wachten op de komst van de messias, maar besloot zelf de joodse droom van een eigen land te verwezenlijken.
De Israëlische filosoof Yotam Hotam betoogde in dezelfde sessie dat moderne joodse denkers in de gnostiek een middel vonden om de secularisatie te duiden. De gnostiek, een oude religieuze stroming die uitgaat van een dualisme tussen een verre God en de wereld, heeft zowel het jodendom als het christendom beïnvloed. Vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw hebben de joodse filosofen Hans Jonas, Karl Loewith en Gershom Sholem zich uitvoerig met de gnostiek beziggehouden. Omdat de gnostiek uitgaat van de verborgenheid en de afwezigheid van God in de wereld, konden zij dat combineren met de snel om zich heen grijpende secularisatie.
Sholem verdedigde de stelling dat de gnostiek ten diepste een joodse stroming was. Daarom schrikt hij er ook niet voor terug om het zionisme te zien als een voortzetting van de oude gnostiek, omdat hij bij de zionisten de dadendrang herkende die een reactie was op het idee dat God afwezig was. „De gnostiek zoals Sholem die om zich heen zag en beschreef, is echter een andere dat de antieke gnostiek”, zo stelde Hotam. „In feite schiep Sholem een nieuw soort gnostiek, om de nieuwe ervaring van de secularisatie op een theologische manier te duiden.”
„Het is belangrijk, maar we houden het geheim”, zo vatte rabbijn Moshe Faierstein samen hoe rabbijnen de kabbala, de joodse mystieke traditie, aan hun gemeenten presenteerden. De praktische lessen uit deze geheime leer werden echter wel degelijk doorgegeven. Joodse mystici benadrukten tegenover het gewone volk met name de straf op de zonden in het hiernamaals. Daarvoor maakten ze gebruik van het Jiddisch, de taal van het volk. Door middel van moraliserende verhalen waarschuwden ze niet af te wijken van de joodse orthodoxe levensstijl. Terwijl theologie aan de rabbijnen was voorbehouden, was ethiek een zaak van de hele joodse gemeenschap. „Het kwam immers aan op het rechte leven”, aldus Faierstein.