Op kerkenpad tussen Brussel en Parijs
Een wat verroest bord in de Franse landstreek La Thiérache –ten noordoosten van Parijs– meldt de aanwezigheid van “eglises fortifiées”, versterkte kerken. In de plooien van het zacht golvende landschap verschuilen zich vredige dorpjes rondom stokoude kerkjes. Op een afstand lijken de godshuizen net kleine kastelen. Links en rechts van de ingang verrijzen in veel gevallen zwaar gebouwde donjons. De schietgaten in die torens kijken dreigend op bezoekers neer. Ook in de andere dorpen op het kerkenpad domineren de stille getuigen van een wreed verleden.
Eigenlijk kom je er vanzelf langs. Tenminste, als je op de terugtocht vanuit Parijs nu eens niet de A2 kiest, maar de oostelijker gelegen N2. Rijden op de Route National betekent een trip vol verrassingen. Je passeert prachtige, oude Franse stadjes zoals Soissons, met zijn macabere kathedraalruïne, en Laon, schilderachtig gelegen op een soort reusachtige terp. Dit laatste plaatsje, ooit de trotse hoofdstad van Frankrijk, is een langere stop meer dan waard. Nog noordelijker komt Vervins in zicht, het centrum van de landstreek La Thiérache. De regio is net zo groot als Zuid-Limburg en heeft een vergelijkbaar groen, glooiend landschap.
La Thiérache koestert zijn kerken, die als versteende vingers in het landschap hun verhaal vertellen. De streek heet niet voor niets “Het land van de versterkte burchtkerken”, ze telt niet minder dan zo’n zeventig kerkjes. Uit de architectuur van de godshuizen blijkt hun oorspronkelijke militaire functie. Voor de Nederlander Koos Bossink, oorspronkelijk missionaris in Noord-Afrika, was de kennismaking met de regio onvergetelijk. De aanblik van de burchtkerken liet hem niet meer los. Hij rustte niet voordat hij het ware verhaal erachter had opgetekend in een boek.
Gevechtstorens
Bossink weet inmiddels dat dit de kerken waren van de arme dorpelingen. „Ze voelden zich erg onveilig, maar hadden geen geld om kastelen te bouwen. Hun angst voor de vijand bracht hen ertoe om hun kerken met gevechtstorens te versterken. Als de vijand kwam, vluchtte de bevolking in allerijl naar de dichtstbijzijnde kerk. De weerbare mannen namen hun intrek in de toren en de overige dorpelingen hielden zich schuil onder de hanenbalken van de kerk en wachtten tot het gevaar was geweken", zo schrijft hij.
De kerkjes in La Thiérache zijn veelal in de twaalfde en de dertiende eeuw gebouwd als alledaagse parochiekerken. In de loop van de zeventiende eeuw ontstaat er in Frankrijk grote politieke onrust. Met name in deze strategisch zo belangrijke grensstreek wordt de weerloze plattelandsbevolking regelmatig bedreigd door invasies van de Spaans-Oostenrijkse troepen, door rooftochten van plunderende benden en huursoldaten, die Bossink „het gespuis in uniform" noemt. Daar dwars doorheen trekken ook de godsdienstoorlogen en de hevige binnenlandse politieke twisten hun bloedige sporen.
Bittere strijd
Het jaar 1635 markeert het begin van de ellende. Frankrijk verklaart de oorlog aan Spanje. Spaanse soldaten lopen de grensstreek La Thiérache onder de voet. Als Lodewijk XIII in 1643 overlijdt, wordt het nog erger. Er ontstaat rond zijn zoon, de 5-jarige Lodewijk XIV (de latere “Zonnekoning”), een langdurige en verbeten strijd om de macht. De moeder van de kleuter, Anna van Oostenrijk, neemt het regentschap op zich, maar de feitelijke macht legt zij in handen van kardinaal Mazarin. Een aantal opstandige Franse prinsen neemt dat niet en vraagt steun aan Spanje. Mazarin moet aanvankelijk Parijs ontvluchten, maar weet uiteindelijk toch de macht van de koning te herstellen.
Een en ander betekent jaren van bittere strijd, waarin anarchie de overhand heeft. Regelmatig golven legerkorpsen en ongeregeld soldatenvolk over het land van La Thiérache. Iedere keer met dezelfde afloop: paarden, vee en veldgewassen worden gestolen, geld wordt afgeperst, graanschuren geplunderd, boerderijen in brand gestoken en vrouwen verkracht.
Versterkingen
Groot is de ontreddering. Wie genoeg moed en geld heeft, vlucht de grens over. Zij die blijven, zijn gedwongen in hun eigen dorp maatregelen te nemen tegen het bandeloze geweld. Zo ontstaan de versterkte kerken. Het zijn in wezen simpele dorpskerkjes, die al een lang leven als godshuis achter de rug hebben. Het aanbrengen van de versterkingen is een karwei voor de plaatselijke ambachtslieden. Architectonisch stellen ze niet veel voor. „Toch hebben de bijna zeventig versterkte kerkjes van Thiérache een vreemde schoonheid op het golvende land gelegd. Wie door het stille landschap dwaalt, kan er zo ineens voor staan: achter een bocht van een landweggetje, of in een dorpskom, tussen een paar bomen", aldus onderzoeker Bossink in 1988 in het streekblad “Hoog en laag”.
Gelukkig zien de moderne Fransen in dat de gefortificeerde kerken een onvervangbaar historisch erfgoed vertegenwoordigen en hebben ze de meest noodzakelijke maatregelen genomen om de kerken voor verval te behoeden. Bossink omschrijft het cultuurhistorische belang van de burchtkerken als volgt: „Je realiseert je dat je te maken hebt met de exclusieve nalatenschap van boeren en burgers, die in de meest bedreigde periode van hun leven hun heil zochten binnen de kerkmuren."
Grote schouw
Bossink zelf vindt vooral de gerestaureerde kerk van Burelles erg mooi. Hij noemt haar zelfs „de showkerk onder de versterkte kerken." Binnen zijn spotlights op karakteristieke delen van een gewelf gericht. Bordjes met verklarende schetsjes en teksten (alleen Frans) geven gedetailleerd uitleg. Via een wenteltrap bereiken we een van de hoektorens. Vanuit verschillende schietgaten kun je de omgeving goed observeren. Daarna komen we in de halfdonkere “Salle des Juifs” (Zaal der Joden), een grote vluchtruimte van 6 bij 16 meter, die plaats bood aan heel de oorspronkelijke bevolking van het dorp. Een grote schouw geeft aan dat hier werd geleefd: de vrouwen bakten er brood, de mannen hielden de wacht bij de schietgaten.
Een paar kilometer verderop ligt de versterkte kerk van Jeantes. Het valt direct op dat deze minder fors is dan die van Burelles. Maar de karakteristieke weerbaarheid is hetzelfde. Als je –met enige moeite–de deur opendraait, vallen de zonnestralen op de fraai bewerkte, meer dan duizend jaar oude doopvont. Op een wankel tafeltje ligt het gastenboek, waarin je wordt geacht iets persoonlijks te schrijven. Ontwapenend zijn de neergekrabbelde zinnetjes van de 7-jarige Sammy: „Ik vin het een leuke kerk, met torens en schietgaten ook. Jammer dat je er geen kaarsen kan branden!"
Kleurrijke iconen
De tekst is Nederlands! Je zou het niet verwachten, maar het godshuis heeft een speciale band met ons land. Zo’n dertig jaar geleden bracht de Limburgse docent beeldende vorming en kunstschilder Charles Eyk een bezoek aan dit volledig verwaarloosde kerkgebouw. De gescheurde muren waren groen uitgeslagen door het vocht. Eyk trok zich dit erg aan. Hij vertelde op de academie wat hij gezien had en maakte een groepje studenten enthousiast om hier iets aan te doen. Gezamenlijk klaarden zij de klus: de kerk werd grondig gerestaureerd. Charles Eyk schilderde op de binnenmuren kleurrijke iconen met bijbelse voorstellingen. Een zichtbare band tussen Nederland en Jeantes.
Meer informatie: Office de tourisme de Vervins, 0033-323981198.