Wereldwijd werkt circa kwartmiljard kinderen
Eén kind op zes in de wereld moet werken. Ondanks wereldwijde inspanningen om aan die situatie een einde te maken, blijft kinderarbeid een enorm probleem. Naast Azië en Afrika is Latijns-Amerika een van de belangrijkste probleemgebieden. Dat zegt de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) in een nieuw rapport.
Wereldwijd zouden er maar liefst 246 miljoen kindwerkers zijn, van wie de helft in Azië. In Afrika zou zelfs bijna een op drie van de jongeren onder vijftien aan het werk moeten. Ook een kleine 20 miljoen Latijns-Amerikaanse kinderen brengen hun jeugd werkend door. Zelfs in de rijke westerse landen werkt 3 procent van de kinderen tussen de tien en de veertien. Die schokkende cijfers staan in het IAO-rapport ”A world without child labour”, dat vandaag verscheen.
Ondanks de pogingen van regeringen en actiegroepen om kinderarbeid wereldwijd aan te pakken, blijft het dus een grootschalig probleem. Directeur-generaal van de ILO Juan Somavia toont zich nochtans licht optimistisch: „We evolueren van ontkenning naar erkenning van het probleem.”
Het Internationaal Programma voor de Eliminatie van Kinderarbeid (IPEC) verenigt een negentigtal donor- en ontvangerlanden en tracht in eerste instantie de kinderarbeid in kaart te brengen. In Azië worden vooral Bangladesh, Cambodja, China, Nepal, Pakistan, Sri Lanka, Thailand en Vietnam met de vinger aangewezen. In Thailand is de opbrengst van kinderarbeid jaarlijks goed voor meer dan de helft van de regeringsbegroting.
Zware vormen van kinderarbeid zijn het werk in de mijnen, steengroeven, fabrieken, in de vuurwerkproductie en als huispersoneel. Maar volgens het rapport is het aandeel van kinderarbeid in de commerciële landbouw ook niet te onderschatten, vooral bij de productie van internationale handelsgoederen zoals cacao, koffie, rubber, sisal en thee.
Deze vorm van kinderarbeid komt met name voor in Latijns-Amerika, waar de landbouwsector de helft van de kinderarbeid voor zijn rekening neemt. Niet het werk zelf blijkt daar ernstig, maar de werkomstandigheden en de lange uren.
De Latijns-Amerikaanse situatie is extra zorgwekkend omdat het aantal geschatte kindwerkers er sinds 1993 bijna vertienvoudigd is. Vooral Paraguay en Guatemala doen het erg slecht, met respectievelijk 40 en 25 procent werkende jongeren.
Maar het kan nog erger. Wereldwijd zouden maar liefst 171 miljoen kinderen tussen de vijf en de zeventien onder gevaarlijke omstandigheden werken. Concreet betekent dit dat een op de acht kinderen in de wereld in de meest gevaarlijke vormen van kinderarbeid geëxploiteerd wordt. Dat varieert van smokkel, prostitutie, dwangarbeid en pornografie tot zelfs gewapende conflicten - denk aan de kindsoldaten in Afrika. Jongens worden in het algemeen vaker ingezet bij gevaarlijke jobs dan meisjes.
„Ouders aan het werk, kinderen op school”, is volgens Somavia de ideale remedie om kinderarbeid te vermijden. „Als de ouders geen werk hebben, wordt de druk op de kinderen immers zeer groot om zelf te werken.”
De studie van de ILO wijst uit dat kinderarbeid zowel oorzaak als gevolg van armoede is. Het bestaan van kinderarbeid leidt generaties lang tot een vicieuze cirkel van armoede, vertraagde economische groei en gebrekkige sociale ontwikkeling.
Toch is armoede volgens het rapport lang niet de enige factor die speelt. Ook politieke en economische instabiliteit, discriminatie, migratie, misdadige uitbuiting, traditionele culturele gebruiken, een tekort aan fatsoenlijk werk voor volwassenen, ontoereikende sociale bescherming, gebrekkig onderwijs en het verlangen naar consumptiegoederen kunnen een belangrijke rol spelen.