„Wie kerk sluit, heft predikantsplaats op”
„Wanneer je een kerk sluit, komt de predikantsplaats erachteraan.” Dat is de ervaring van ds. L. J. Geluk, zo zei hij zaterdag in Zwolle tijdens de jaarlijkse ambtsdragersbijeenkomst uitgaande van het Overleg Grote Steden van de Gereformeerde Bond.
De emeritus predikant uit Rotterdam baseerde zich op de situatie in zijn eigen plaats. Er is nu geen enkel hervormd kerkgebouw meer in handen van de kerkvoogdij. Wel huurt de kerkvoogdij kerken voor een ’vriendentarief’. Kerkgebouwen worden ondergebracht in stichtingen en een vriendenkring moet zorgen voor giften ter instandhouding van een predikantsplaats. Dat soort situaties komt ook in andere plaatsen voor. Het blijft altijd een moeilijke afweging waar je voor moet kiezen: voor het gebouw of voor de predikantsplaats, zo bleek tijdens de discussie.
Zo’n veertig deelnemers bezochten de jaarlijkse beraadsdag, waar de nodige ervaringen werden uitgewisseld over de situatie in andere steden. Evert Matthies, voorzitter van het SoW-Beraad Grote Steden, noemde de vitaliteit een wezenlijke factor. „We moeten de gemeente ook de kans hiervoor geven, zoals we in Amsterdam met de wijkgemeenten als de Noorderkerk en de Jeruzalemkerk gezien hebben. Die kerken moet je niet in allerlei bezuinigingen meetrekken.”
Wees in de buurt aanwezig, zo adviseerde Matthies. „Dat heb ik bij de Noorderkerk en de Jeruzalemkerk goed begrepen. Daarom zijn deze kerken ook onmisbaar voor de eigen omgeving. Ze hebben hun eigen geluid en plek behouden. Een wijkgemeente met creativiteit en geloof kan veel ontwikkelen in eigen omgeving en is ook in staat om geld te genereren. Gemeenten die echt vitaal zijn, hebben het financieel niet zo moeilijk. Zij kennen de wegen naar de fondsen en zijn in staat om leden te motiveren om deel te nemen aan allerlei activiteiten.”
Matthies wees ook op de mogelijkheid om overheidssteun aan te vragen. De bekende Pauluskerk wordt bijvoorbeeld geheel door de burgerlijke overheid van Rotterdam betaald. „Ga ook eens naar de overheid om steun in achterstandswijken te vragen”, zo opperde hij als suggestie.
Tijdens de morgenbijeenkomst verzorgde ds. L. J. Geluk de ambtsdragerspreek. Ds. K. van Meijeren, de hervormde predikant van de Grote Kerk in Zwolle, hield een referaat over zijn geografische wijkgemeente van hervormd-gereformeerde signatuur. Na het besluit om de Bethlehemsekerk af te stoten, vinden vanaf 1998 in de Grote Kerk de hervormd-gereformeerde erediensten plaats. Op zondagmorgen bezoeken zo’n 750 mensen de gemeente, ’s avonds 450.
De gemeente is geen buitengewone of mentale gemeente, maar een ’gewone’ geografische wijkgemeente, zei ds. Van Meijeren. Zoals in veel vergelijkbare situaties komt slechts een klein deel van de meelevende gemeente uit de geografische wijk: de kerkgangers komen uit de gehele stad en zo’n 10 procent komt uit plaatsen rondom Zwolle. De Grote-Kerkgemeente is een van de acht hervormde wijkgemeenten. De negende is een wijkgemeente-in-wording. Vijf van deze negen gemeenten zijn Samen op Weg. Bij de diepgaande meningsverschillen is er toch onderling respect, aldus ds. Van Meijeren.
De Grote Kerk mag zich verheugen in een gestage groei. Die groei betekent ook een verbreding van de gemeente, waarbij de onderlinge verscheidenheid duidelijk toeneemt, zo zei ds. Van Meijeren. De Grote Kerk is een klassiek gereformeerde wijkgemeente. Ze gebruikt de Statenvertaling en de berijming van 1773. Een deel van de kerkgangers is volgens ds. Van Meijeren voorheen anders gewend. „De verscheidenheid wordt groter en ook de mondigheid neemt toe. Er is een besef gegroeid dat de gemeente van Christus een taak heeft in de samenleving. De kerk hoeft daarbij niet binnenstebuiten gekeerd te worden door alleen op de wereld gericht te zijn.”
Wat de identiteit van de gemeente betreft, zei ds. Van Meijeren: „Niet alles wat geweest is, moet altijd zo blijven. Maar ook niet alles wat nieuw is, moet worden ingevoerd omdat het nieuw is. Wordt de gemeente erdoor gebouwd, de eenheid erdoor bevorderd, blijft de Naam van Christus in het midden staan? Dát zijn vragen waar het op aankomt.”