Pastoraat in twintig minuten
Titel:
”Het bondige gesprek. Praktische hulp bij advisering en pastoraat”
Auteur: Timm H. Lohsel
Uitgeverij: Protestantse Pers, Heerenveen, 2005
ISBN 90 8525 004 8
Pagina’s: 136
Prijs: € 19,90. De hulpvrager reikt in de eerste zin, waar hij vaak lang over heeft nagedacht, vaak zelf de sleutel aan die toegang geeft tot het probleem. Timm H. Lohse, predikant en adviseur in de evangelische kerk in Bremen, geeft in ”Het bondige gesprek” aan hoe hij een methodiek heeft ontwikkeld voor het voeren van een kort pastoraal gesprek.
De aanleiding voor een kort gesprek is de erkenning van de hulpvrager dat hij is vastgelopen in een doodlopende straat. Op de voorgrond staat zijn wens zich te kunnen wenden tot iemand die hem kan helpen daar weer uit te komen; op de achtergrond speelt mee dat hij zich op die manier weer geestelijk in orde kan voelen. De onderliggende opdracht aan de hulpverlener is: Bekommer je (ook) om de ziel. Niet alleen de professie speelt een rol, maar ook de confessie.
De schrijver verwijst hierbij naar de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan en naar de Heere Jezus Die zieken beter maakt, de zonden vergeeft en wijst op de noodzaak van de liefde tot God en tot de naaste.
In het eerste hoofdstuk komen de interactieve momenten van het bondige gesprek aan de orde. Het grondpatroon van het kort gesprek blijft steeds hetzelfde: De hulpvrager wil graag concreet iets aangereikt krijgen om uit de doodlopende straat te komen waarin hij zich bevindt. Dat dient met zo min mogelijk interactie te gebeuren. Dan is het belang niet te vervallen in te veel details.
Voor het welslagen van een kort gesprek zijn de volgende vijf interactieve elementen van belang: het juiste moment, het relatiepatroon, de conflictcarrousel (deze metafoor geeft voortreffelijk aan dat de hulpvrager in een kringetje ronddraait, het de hulpverlener vroeger of later duizelt en het belangrijkste doel is: stoppen met draaien!), het element van de hoop (het is belangrijker om de non-verbale en paraverbale boodschappen waar te nemen dan om direct een reactie te geven) en ”Sesam, open u!” (de sleutel van de gesloten deur vinden, zodat de hulpvrager reageert: Nu kom ik tenminste weer iets verder).
Favoriete verhalen
In het tweede hoofdstuk komt de methodiek van het voeren van een gesprek aan de orde. De inzichten die uit de analyse van de interactieve elementen van het bondige gesprek zijn verkregen, laten zich omzetten in een methodische werkwijze. De hulpverlener kan in een kort gesprek teruggrijpen op gestandaardiseerde instrumenten, die in dit hoofdstuk afzonderlijk worden behandeld: aankoppelen, uitdrukking geven (woorden, lichaamstaal), informeren (via W-vragen achter de dingen te komen), versnellen, verstoren (de hulpvrager gaat op een ander manier naar de problemen kijken), vertellen (ieder mens heeft „eigen favoriete verhalen” die gebruikt kunnen worden), doelen formuleren (de hulpvrager leert hoofdzaken van bijzaken onderscheiden), bronnen ontsluiten waaruit kracht kan worden geput (bijvoorbeeld wereldbeschouwelijke, spirituele, emotionele bronnen om uit de cirkel te komen en het leven weer richting te geven), oplossingen aangeven (de hulpverlener voorkomt dat het probleem groter gemaakt wordt dan het is en probeert de hulpvrager bewust te laten worden van eigen kunnen en mogelijkheden op weg naar een oplossing).
In het derde hoofdstuk gaat het over „een logisch einde van het gesprek.” Dat een kort gesprek voor beide partijen onbevredigend kan eindigen, is een ervaring die velen al hebben gehad. De ontevredenheid is het grootst als beide gesprekspartners de oplossing niet kunnen vinden en het gesprek eindeloos voortduurt omdat geen van beiden probeert de gordiaanse knoop te ontwarren. Daarom is het van belang na te denken over de vraag hoe inhoud, structuur en vorm gegeven kan worden aan een goede afronding van een kort gesprek. Het is niet verstandig om ervan uit te gaan dat het op een of andere manier wel goed zal komen.
Het gaat erom dat gezocht wordt naar ”het andere”, dat verandering mogelijk maakt en niet naar ”hetzelfde”, waardoor het gevoel van hulpeloosheid en het ”niet in staat zijn tot” wordt versterkt.
Motivatie
De schrijver geeft aan dat het korte gesprek voor het pastoraat, ook in het vrijwilligerswerk (!) en in de adviespraktijk, mogelijkheden biedt. Maar daarbij mag niet vergeten worden, en dat is de inhoud van het laatste hoofdstuk, dat de motivatie om te helpen een integraal onderdeel van het gedrag van de hulpverlener is. „Het is goed om de drijfveren van de hulpverlener te onderzoeken. De manier waarop een hulpverlener zich ontfermt over de motieven van de hulpvrager, maakt wel duidelijk wat zijn waarden zijn, maar toch is pastoraat meer dan alleen maar een methodische manier van actief te helpen.”
Het bijzondere van pastoraat in de vorm van een kort gesprek „bestaat uit het geloof van de hulpverlener, niet uit de beroepsmatige gehanteerde methodiek. Hoeveel methodische vaardigheden ik mij met betrekking tot het korte gesprek ook eigen heb gemaakt, ik blijf mijn blik op de hemel richten en in stilte bidden dat de Geest van de Waarheid en de liefde en de kracht ons beiden in dit unieke moment geschonken wordt.” Dat beamen we van harte.
Het boek is goed leesbaar en leerzaam; het kenmerkt zich door een goede opbouw. De theorie wordt geïllustreerd met veel voorbeelden uit de praktijk. In kadertjes worden de resultaten samengevat. Er is een pastor aan het woord; niet alleen de professie speelt een rol, maar ook de confessie.