Kerk & religie

De keuze voor deplorabel Kralingen

De kerkgang in Rotterdam is dramatisch teruggelopen. Dr. O. J. van der Ploeg zou er een minderwaardigheidscomplex van hebben gekregen, ware het niet dat hij bij ds. N. Kleermaker en bij ds. C. A. Korevaar hetzelfde heeft zien gebeuren. „Beter preken en pastoraat dan bij ds. Korevaar is er gewoon niet. Als je dan ziet dat het bij hem zo verschrikkelijk terugliep, denk je: Daar ligt het niet aan.”

M. M. C. van der Wind-Baauw
8 May 2002 08:24Gewijzigd op 13 November 2020 23:33
ROTTERDAM - Ds. Van der Ploeg: „Als je buiten de stad preekt, zit het barstensvol. In Rotterdam vraag je je af wat je moet doen. Ik til er niet meer aan. Ik doe gewoon mijn werk en probeer er voor iedereen te zijn.” - Foto Roel Dijkstra
ROTTERDAM - Ds. Van der Ploeg: „Als je buiten de stad preekt, zit het barstensvol. In Rotterdam vraag je je af wat je moet doen. Ik til er niet meer aan. Ik doe gewoon mijn werk en probeer er voor iedereen te zijn.” - Foto Roel Dijkstra

Woensdag herdenkt ds. Van der Ploeg (63) dat hij 25 jaar in het ambt staat. De hele periode stond hij in Rotterdam-Kralingen. „Als je buiten de stad preekt, zit het barstensvol. In Rotterdam vraag je je af wat je moet doen. Ik til er niet meer aan. Ik doe gewoon mijn werk en probeer er voor iedereen te zijn.”

Voordat ds. Van der Ploeg predikant werd, werkte hij onder andere als psychiatrisch verpleegkundige in Leidschendam. Achteraf ziet hij hierin een goede leerschool voor het predikantschap. „Ik leerde er met mensen omgaan die onbegrijpelijk en voor mijn gevoel irrationeel reageren. Dat heb je ook als predikant soms nodig.”

Later was hij A-verpleegkundige in het Burgerziekenhuis in Amsterdam en hielp hij in het VU-ziekenhuis mee bij het opzetten van de intensive-care-afdeling. Daarnaast gaf Van der Ploeg onder andere les aan de school voor verpleegkundigen en aan de medische faculteit.

Ondertussen studeerde hij theologie in Utrecht. Toen hij met zijn kandidaats klaar was, benoemde de IZB hem tot evangelist in de Rotterdamse wijken Crooswijk en het Oude Noorden. Daar werkte hij nauw samen met ds. N. Kleermaker en ds. C. A. Korevaar, de predikant bij wie hij als kind in Gouda veel naar de kerk ging. „Voor die twee predikanten heb ik enorme bewondering.”

Na het kerkelijk examen kreeg kandidaat Van der Ploeg enkele beroepen. „Ik ben naar Kralingen gegaan. Het was er een dramatische toestand. Deplorabel. Daarom stond de keuze vast.”

In de loop der jaren liep het aantal predikantsplaatsen in Kralingen terug van zeven naar vier. „Dat geeft een heleboel ellende. De predikantsplaats is de basis waarop de hele gemeente staat. Als die is opgeheven, is de gemeente eigenlijk ook vertrokken.”

Omdat predikantsplaatsen alleen worden opgeheven bij een vacature besloot ds. Van der Ploeg in Rotterdam te blijven. „Er waren mensen die zaten te hopen dat de bonder zou gaan. Ik had het gevoel dat mijn aanwezigheid hier niet helemaal toevallig was. Ik kon het dus moeilijk voor mijzelf verantwoorden dat ik door de keus voor een andere gemeente deze gemeente naar de ondergang zou helpen.”

Ook later, toen het opheffingsgevaar niet meer dreigde, is hij er nooit meer vertrokken. „Ik heb altijd de gedachte gehad dat de Heere God mij naar Kralingen had geroepen. Het lijkt me stug dat Hij dan later van gedachten verandert. Ik heb in de predikantenwereld eigenlijk nooit iemand gesproken die dat gevoel met mij deelt.”

Dat de predikant al snel het stempel van de Gereformeerde Bond kreeg, vindt hij maar zo, zo. „Ik heb me nooit zo geprofileerd. Ik heb er ook nooit bezwaar tegen gehad. We zijn met z’n allen hervormd. Ik houd van de ruimte van de Hervormde Kerk. Ik denk dat dat voor het hele volk dé kerk is. Dat had zo moeten blijven. Ik heb niet de minste neiging af te scheiden. De geschiedenis heeft geleerd dat dat een slechte weg is, die tot meer ellende leidt.”

Een groot nadeel van je stempel als bonder vindt ds. Van der Ploeg dat anderen je niet meer geloven. „Al wat je zegt, wordt vanuit dat licht bezien.” Als hij er weer opnieuw voorstond, zou hij zich duidelijker profileren. „Ik zou ook onomwonden zeggen wat ik van SoW vind”, zegt de jubilaris, die zich dertig jaar geleden al met SoW bezighield toen de Bijlmer uit de grond werd gestampt.

„Toen praatten we met mensen vanuit totaal verschillende achtergronden over de geestelijke waarde van het samen één zijn. Dat waren fijne ogenblikken.” Fel: „Op dit moment is duidelijk dat het daarover niet meer mag gaan. Dan ben je een dwarsligger. Een zeurpiet. Voor de kerk betekent SoW niet alleen een ramp, zoals ds. L. J. Geluk volkomen terecht heeft gezegd. Ik vind dat woord te zwak. Het is een debacle.

Allerlei mensen die zich met groot enthousiasme, uit oprechte motieven voor de echte oecumene hebben ingezet, moeten gedesillusioneerd zijn dat het louter een kwestie van een paar artikelen en wat papieren wordt. Niemand heeft meer in de gaten waar de geestelijke binding is. Die ís er ook niet. De verdeeldheid is alleen maar groter geworden.”

„Het wordt”, zegt ds. Van der Ploeg, „hoog tijd dat wij met alle kerken die enige band hebben met de Hervormde Kerk hebben, eens bij elkaar komen en zeggen: Dit kan zo niet langer. En dan niet met het argument dat je het niet langer voor de mensen kunt verkopen. De vraag is of we het voor God nog langer kunnen verantwoorden. En het antwoord van iedereen is: „Nee.” Maar vervolgens is het pauze. En die duurt lang.”

Als predikant heeft ds. Van der Ploeg zich altijd een beetje ongelukkig gevoeld met de werkverhoudingen. „Als predikant sta je verschrikkelijk alleen. In de medische wereld was ik dat zo anders gewend. Daar trek je als collega’s met elkaar op en overleg je met elkaar. Het is een groot probleem in de kerk dat er zo weinig collegialiteit is.”

Een ander punt is dat een dominee het hele terrein van de theologie moet bestrijken. „Ook dat is gans anders dan in de geneeskunde. Een topspecialist zal zich nooit bemoeien met een ander terrein dan het zijne.” De jubilaris pleit ervoor dat een predikant net als een huisarts moeilijke gevallen naar een deskundige verwijst. „Een dominee is daartoe moeilijker te brengen. Hij heeft van zichzelf het idee dat hij er het beste over kan praten. Geloof het maar niet. Erken dat je bepaalde dingen niet weet. Toen ik in de pastorie kwam, was ik in de chirurgie beter thuis dan in de theologie. De theologie is zo’n oeverloze toestand.”

Waar ds. Van der Ploeg slecht mee uit de voeten kan, is het feit dat iedereen zegt het zo druk te hebben. Zelf was hij onder andere twintig jaar scriba van de classis, voorzitter van een stichting van tehuizen voor verstandelijk gehandicapten en maakte hij deel uit van een commissie voor kerk en Israël. Daarnaast behaalde de predikant ook zijn doctoraalexamen in de pastorie en promoveerde hij op een dissertatie over ”Pastoraat onder druk”. „Het ging allemaal. Ik heb altijd alles tegelijk moeten doen. En als je onder druk staat, gaan de dingen gemakkelijker.”

Ds. Van der Ploeg zou willen dat mensen om hem heen eens een paar uur naar hem zouden luisteren. „Dan zou ik vertellen waarom het wetenschappelijk vaststaat dat de Bijbel rechtstreeks van God komt. Ik zou wel eens willen zien wie dat kan weerleggen. Als je zonder vooroordelen naar de Bijbel kijkt, moet je wel onnozel zijn, wil je niet zien dat dit niet door mensen is bedacht, maar op een kunstige manier door God Zelf is gemaakt. Je hebt overtuigend bewijs. Maar wie wil er echt onbevooroordeeld luisteren?”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer