Verlangen
Kostelijk is altijd in de ogen van de Heere de dood van Zijn gunstgenoten, hoe zij ook sterven. O, aangenaam en liefelijk gezicht van stervende heiligen. Het is waar, de wereld en Gods kerk verliezen er soms veel aan, maar zien wij op de mens zelf, die is gelukkig.Kom, laten wij ons voor het sterfbed van een gelovige eens neerzetten. Wat zullen wij daar wonderen zien en horen. Daar zie ik een mens op de oever van die ontzaglijke en nare dood met blijdschap reikhalzend uitzien naar dat ogenblik van de uitgang. De dwaze en trotse wereld wacht soms onverschrokken, of ongevoelig en verhard, als op een schavot de dood in. Doch dat was enkel zonden. Maar Gods kinderen, die in de Heere sterven, zeggen: De grond waarop ik nu de eeuwigheid zal intreden, dat zal alleen Jezus zijn en Zijn verzoenend offerbloed, eeuwige gerechtigheid en vrije genade. O, nu komt het te pas deel aan Jezus te hebben. Nu wilde ik om geen duizend werelden een uur buiten Jezus zijn. Nu kan mij de hemelse erfenis niet meer ontgaan. De dood zal mij het leven zijn.
Hoe verlangt dat stervende kind des Heeren naar de tijd van zijn ontbinding. Hoe nader bij de stad, hoe meer de kroon hem in het oog schittert. De bange benauwdheden van een ziek- en doodsbed doen hem ook wel eens verlangen naar de tijd van de verlossing. Ja, als de liefde van Jezus het hart in vlam zet, wordt de begeerte naar zijn verlossing groter. Dan roept hij het uit: O, Heere, hoe lang nog?
Johannes Groenewegen, predikant te Werkendam (Verzameling van veertien predikatiën, 1766)