Zorg over dwang tot fusie met vrijgemaakten
„Binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken leeft bezorgdheid omdat heel wat predikanten en kerkleden de indruk hebben dat de fusie met de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt zich gaat ontwikkelen als een autonoom proces. In het rapport van deputaten eenheid staan geen duidelijke argumenten ter onderbouwing van dat proces.”
Ds. A. A. Egas (Urk) legde zaterdagmiddag op een bijeenkomst te Damwoude van de christelijke gereformeerde bezinningskring de Noorderkring uit hoe hij aankijkt tegen de ontwikkelingen in de richting van een federatief model tussen zijn kerken en de vrijgemaakten. De christelijke gereformeerde synode van 2001 (Leeuwarden) besloot vorig jaar overigens nog niet tot een federatief groeimodel over te gaan. Dat stemde de Urker predikant dankbaar. „Maar het deputatenrapport en de motivatie daarin om te komen tot federatie dan wel fusie heeft mij verbijsterd.”
Het synodelid ds. K. Visser (Barendrecht) en ds. Egas waren als spreker bij de Noorderkring, een christelijk gereformeerd bezinningsplatform, uitgenodigd. De plaatselijke predikant, ds. P. Roos, en synodelid ouderling P. de Jong namen eveneens deel aan de forumdiscussie.
Ds. Egas beperkte zijn lezing tot de verhouding met de vrijgemaakten. Zijn kritiek spitste zich toe op het feit dat deputaten eenheid „geheel voorbij zijn gegaan aan de kerkorde, die de mogelijkheid biedt plaatselijk vergaand met vrijgemaakten in zee te gaan. Uit een deputatenonderzoek blijkt dat van de 187 christelijke gereformeerde kerken er honderd de enquête niet hebben beantwoord. Drie gemeenten bleken kanselruil te kennen. Waarom is er niet geanalyseerd waarom zo weinig gemeenten gereageerd hebben? Wordt eenheid niet van bovenaf gedreven. Is er niet sprake van fusiedwang?”
De Urker predikant zei moeite te hebben met het „lukraak gebruik van bijbelteksten” in een proces van kerkelijke eenheid, „teksten die ten diepste geloofsgehoorzaamheid en -eenheid bedoelen.” „De woorden van de Heere Jezus om één te zijn worden nogal eens misbruikt. Het gaat hier om geloofsherkenning. Deputaten geven zelf aan dat er tussen ons en de vrijgemaakten grote verschillen zijn in geloofsbeleving en prediking. Ik mis dan een degelijke onderbouwing van de noodzaak tot samengaan. Met een woord van prof. dr. W. van ’t Spijker zeg ik dat, als men niet voorzichtig is in contacten naar buiten, men intern breekt. Deputaten hebben niet voldoende oog voor de innerlijke verdeeldheid binnen de CGK. Waar blijft het gesprek om díe kloof te dichten?” Ook ontbreekt het volgens ds. Egas aan een stuk evaluatie. In Urk had zijn kerkenraad in het verleden gesproken met de vrijgemaakte kerkenraad. Een opmerking van een vrijgemaakte ambtsdrager over de noodzaak van geloof en bekering was de predikant bijgebleven: „Als een vrijgemaakt kerklid zegt niet gelovig te zijn, wordt hij onder de tucht gezet.” Een winstpunt is volgens ds. Egas dat deputaten opdracht kregen de plaatselijke kerken te raadplegen. Hij riep kerkenraden op deze mogelijkheid te benutten.
Ds. K. Visser had vijftien vrijgemaakte preken bestudeerd. „Deputaten constateren op vele punten overeenstemming. Maar hoe functioneert dat in de prediking?” Als wezenlijk verschil zag hij het diverse verstaan van de toe-eigening des heils: „Voor ons is dat het werk van God, Die door Zijn Geest deelachtig maakt wat we in Christus hebben, zoals ons doopformulier zegt. Voor vrijgemaakten is het doorgaans zo dat de gemeente zich als zodanig het heil toe-eigent, dat in de preek aan allen geschonken wordt.”
Vervolgens ging de predikant uit Barendrecht in op de plaats van de wedergeboorte, op het bevindelijke aspect en op de verhouding wet en Evangelie. „Vrijgemaakten zijn wel schriftuurlijk, maar niet bevindelijk. Het verbond staat bij hen eenzijdig op de voorgrond en ongelovigen vindt men vrijwel alleen buiten de kerk. In geen enkele preek heb ik iets gelezen over wedergeboorte in engere zin, namelijk dat men van dood levend moet worden. Ik mis de notie van de doodstaat.”
In plaats van bevinding was ds. Visser wel „evangelische spiritualiteit” tegengekomen. „In die vijftien preken functioneert de wet niet als bron van ellendekennis, maar nagenoeg alleen als leefregel.”
Tijdens de forumbijeenkomst wees ds. P. Roos op zijn grootste zorg: „Onze kerken zelf. De predikanten van rond de vereniging van 1892 zouden vanwege de inhoud van hun preek vrijwel nergens meer op christelijke gereformeerde kansels hier in het noorden gevraagd worden.”
Ouderling De Jong: „Laten we niet vergeten dat vrijgemaakten wel schriftuurlijk zijn en dat we van hen in de kwestie-dr. Loonstra veel steun krijgen.” Vanuit de zaal kwam kritiek op de te summiere verslaggeving in kerkelijke bladen over een kwestie als deze.
Op de vraag of er geen afscheiding gloort, antwoordden de vier forumleden eenparig sterk afwijzend. Zij zagen, wat geestelijke ligging betreft, meer perspectieven in hervormd-gereformeerde kring: „Wie weet, vindt door Gods goedheid een kerkelijke hergroepering plaats.” Ook zag men geestelijke eenheid met de Gereformeerde Gemeenten. Ds. Egas: „Maar die zitten niet op ons als kerkverband te wachten. Bovendien hebben zij intern ook zorgen genoeg.”