„Vroeger was de zondag echt een feestdag”
In een flink deel van de gereformeerde gezindte staat de tweede kerkdienst op zondag onder druk. Dat werd donderdag duidelijk op de jaarlijkse conferentie van het Contactorgaan Gereformeerde Gezindte (COGG) in de Aker te Putten.
Dat het onderwerp sterk leeft, bleek uit de grote opkomst: zo’n 150 mensen woonden de conferentie bij.
In zijn toespraak ging prof. dr. G. C. den Hertog, hoogleraar ethiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA), in op de vraag wat de oorzaak is van de afnemende belangstelling voor de tweede kerkdienst. Naar zijn mening staan er fundamentele zaken op het spel. „Het gaat niet om de tweede dienst op zichzelf, maar om hoe we leven met en voor de Heere. Het lijkt erop dat er rond die tweede dienst op zondag het onbestemde gevoel heerst dat er iets grondig misgaat. Dat de achteruitgang van de belangstelling voor de middagdienst een symptoom is van dieperliggende ontwikkelingen.”
Een aanwijzing geeft de manier van kleden: „Vroeger wist men dat men op zondag voor het aangezicht van God verscheen. Het was feest en men meende het helemaal dat je je dan diende te kleden alsof je bij de Koningin op bezoek ging. De verschuiving voltrekt zich aan de buitenkant, maar het zegt wel degelijk iets over de binnenkant. Men ervaart de kerkdienst niet meer als het op bezoek gaan bij de Koning der koningen, maar men wil er zelf iets aan hebben. De zondag is niet meer wat hij nog niet zo lang geleden was en wij zijn mee veranderd.”
De Apeldoornse ethicus hield een pleidooi voor het instandhouden van het bijzondere karakter van de zondag, met inbegrip van de tweede dienst. Hij noemde als argumenten daarvoor Psalm 92, 1 Korinthe 11 en de geschiedenis van de Emmaüsgangers, die teruggeroepen werden om op zondagavond bij de anderen te zijn. „De tweede dienst is een leerdienst, waarin het er niet om gaat dogmatische geschillen uiteen te zetten, maar om het beter leren kennen van de Heere. Tegenwoordig draait alles om het eigen ik, terwijl het er in de catechismus om gaat te weten dat we niet van onszelf zijn, maar van onze trouwe Zaligmaker Jezus Christus”, aldus de Apeldoornse hoogleraar.
Tijdens de beantwoording van vragen zei prof. Den Hertog dat de zondag in het teken staat van de ontmoeting met God. „Dat is toch iets anders dan met de surfplank op de auto naar de dienst komen? Er staat zo veel op het spel. Voor we het weten, zijn we bij de Heere en Zijn dienst vandaan.”
Prof. dr. W. Verboom, hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond aan de Universiteit Leiden, sprak over de invulling van de tweede dienst. De leerdienst is ontstaan na de Reformatie en was bedoeld om het grote gebrek aan kennis over Bijbel en geloof te verhelpen. Oorspronkelijk was de catechismusdienst bestemd voor de kinderen. De tweede dienst staat, aldus prof. Verboom, in dienst van de morgendienst. „Door te leren met behulp van de catechismus kan een soort infrastructuur worden gevormd voor het geloofsleven, die hulp biedt om de morgendienst op een goede wijze te beleven.”
De auteur van het boek ”Hulde aan de Heidelberger” vindt het van groot belang om uit de catechismus te blijven preken, ook al worden niet alle actuele spitsen daarin genoemd, zoals Israël, de missionaire roeping van de gemeente en de verhouding tot de islam. Hij stelde voor op een ontspannen manier met de Heidelbergse Catechismus om te gaan. „We worden bevrijd van krampachtigheid en hoeven niet van het begin tot het eind de catechismustekst te exegetiseren. In deze houding zit ruimte voor de creativiteit die nodig is om de boodschap van de catechismus te vertolken naar onze tijd.”
Hij hoopte dat de verlegenheid over de catechismus gezien zou worden als een uitdaging. Bezinning is volgens Verboom nodig. Allereerst in de kerkenraad, maar ook op gemeenteavonden en in bezinningsgroepjes. Om de leerpreek niet in de verdrukking te laten komen, leek het prof. Verboom goed om een rooster op te stellen en praktische en bevindelijke preken te houden.
Tijdens de vragenbeantwoording stelde prof. Verboom dat het bepreken van de Nederlandse Geloofsbelijdenis of de Dordtse Leerregels niet verkeerd is, maar hij gaf wel de voorkeur aan de Heidelberger. „Die is meer geschikt, omdat er een persoonlijke toon in doorklinkt. Ik denk dat het voor vandaag goud is, als het gaat om het bevindelijke. De andere belijdenisgeschriften zijn toch abstracter.”