Ongeloof
O geliefden, kende u maar de waarde van uw ziel en het vreselijk gevaar dat er in is met de toorn die boven u hangt. U zou niet één nacht langer kunnen slapen in de staat waarin u bent. Uw eerste vraag zou zijn: Wat moet ik doen om zalig te worden? Wie zal mij de weg wijzen naar Christus? Help, leraars, help christenen, ja help Heere.Dit zijn de weeklachten en de kreten van hen die nu gerust zijn. Maar de god van deze eeuw heeft de ogen verblind van hen die niet geloven. Zij roepen niet om een dokter, omdat ze zich er niet van bewust zijn hoe hun ziel gewond is door de zonde van bedrijf en zonde van nalatigheid. O, dat die grote medicijnmeester Zijn ogenzalf mag toepassen om de ogen van hun verstand te openen.
Er is nog een belemmering die Christus buitensluit. Dat is de zonde van ongeloof. Dat is een van de sterkste listen van de satan. Dit is een zonde die niet alleen het hart van de zondaar afsluit, maar ook de handen van de Zaligmaker bindt. „Want Hij deed aldaar niet vele krachten vanwege hun ongeloof.”
Het Evangelie is onder ons gekomen met krachtige beweegredenen, maar weinig zaligmakende uitwerking. Het hoofddoel ervan wordt door velen verijdeld en dat alles door ongeloof. Dat sluit het hart van de mensen toe en verhardt het. Het woord der prediking deed hun geen nut, omdat het met het geloof niet gemengd was in hen die het hoorden.
John Flavel, predikant te Darmouth (Toetssteen der oprechtigheid, 1744)