Het paradijs
Het aardse paradijs was een lusthof, een uitnemend sieraad, een aangename blijdschap, een overvloed van liefelijke wateren, van treffend geboomte. Dit alles echter is in de hemel veel overvloediger: „Verzadiging van vreugde…”Was Adam in zijn staat in oprechtheid geschapen, een inwoner van dat paradijs, de uitverkorenen hier op aarde worden ook zo geformeerd en daarna overgebracht in de hemelse heerlijkheid. Het paradijs was een paradijs Gods omdat God het geplant had. De kerk is ook geplant door de Vader als landman en zo is de hemel ook de stad die fundamenten heeft, welker bouwmeester God is. Was het aardse Paradijs een godshof omdat God daar in woonde, Hij woont ook in Zijn kerk. Het aardse paradijs was een paradijs Gods, omdat daar Gods eer en Gods dienst betracht worden.
De kerk is echter ook een paradijs Gods, waar Gods kinderen alleen Gods lof verkondigen over de aardbodem. Beiden, hun lichaam en ziel, zijn daar overgegeven tot Gods dienst en daar wordt tot Zijn eer gezongen. Onder dit eten van de boom des levens wordt verstaan dat een krijgsknecht van Christus gemeenschap zal hebben met Jezus. Daarvan heeft hij de voorsmaak hier al op aarde, door het geloof. Doch wij zullen eten van de boom des levens in de hemel. Daar zullen wij Hem kennen en Zijn gemeenschap volkomen genieten.
Cornelius Walingius, predikant te Twisk (Keur van Bijbelstoffen, 1728)