„Media bevorderen geloof in wonderen”
Onder zowel gelovigen als niet-gelovigen lijkt het geloof in wonderen toe te nemen.
Dat stelde prof. dr. H. C. Stoffels maandag op een avond van de hervormde wijkgemeente Adventkerk in Amersfoort. De hoogleraar gaat zelf nieuw onderzoek verrichten naar „geloof en religieuze ervaring, met name op het gebied van geloof en genezing”, zo maakte hij duidelijk.
„Van de jongeren in de leeftijd van 15 tot 25 jaar gelooft ongeveer de helft in wonderen. Dat betreft zowel gelovigen als niet-gelovigen”, aldus Stoffels, als godsdienstsocioloog verbonden aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam.
Stoffels gaf drie verklaringen voor het toenemen van het geloof in wonderen. „Er zijn vanouds christelijke milieus die open staan voor wonderen, zoals de pinkstergemeenten en orthodox-gereformeerde groeperingen. Dat verklaart lang niet alles, omdat ook veel niet-christenen in wonderen geloven”, aldus de hoogleraar. Een tweede oorzaak ziet hij in de invloed van de moderne media, waar voortdurend programma’s over wonderen worden gepresenteerd, vooral bij de EO en de KRO. „Ook in seculiere films gebeuren veel wonderlijke dingen, zoals mensen die door een muur komen, of personen die op het water lopen. Zulke dingen beïnvloeden jongeren.”
Het derde is dat er op dit moment in de cultuur veel aandacht is voor het persoonlijke verhaal, „liefst met emoties erbij. De collectieve geloofsbelijdenis wordt minder belangrijk gevonden dan de persoonlijke ervaring. Dat betekent dat het sceptische wereldbeeld tegenwoordig veel concurrentie heeft.”
Het spreekt Stoffels wel aan dat anderen zich over wonderen verbazen. Zelf laveert hij ergens tussen „verbazing en scepticisme.” Dat is voor hem niet strijdig met de hoofdstelling van de avond: ”Religieuze wonderen zijn alleen waarneembaar voor hen die erin geloven”. Het betekent voor de wetenschapper dat wonderen tussen de oren zitten en dat het gaat „om de manier van kijken.”
Iemand die wonderen wil zien, moet die eerst opmerken, zoals de tranen op een Mariabeeldje. „Je moet er ook de hand van God in zien en er vervolgens een betekenis aan toekennen. In het geval van het Mariabeeldje gaat het om verdriet van Maria over het verval van de Rooms-Katholieke Kerk.” Stoffels zou zelf „niet op die gedachte gekomen zijn.” Hij zei niet voor alle verschijnselen een verklaring te hebben, maar gaf wel aan dat er vaak bij langere doordenking plausibele wetenschappelijke interpretaties zijn te geven.
Protestanten geloven volgens hem meer in wonderen dan katholieken: respectievelijk tweederde en de helft. „De doorsnee kerkleden hebben geen afstand genomen van wonderen. Mensen blijven verhalen over wonderlijke reddingen vertellen.”
Komt u niet in conflict met Gods Woord? vroeg een aanwezige. Stoffels: „We hebben God niet nodig voor wonderen. God woont ook in taal. God zit op de rand van het zwijgen. Ik ervaar wonderen in de geboorte van een baby en in het gras dat opkomt.”
Desalniettemin is de onderzoeker geïnteresseerd in het verschijnsel. Hij gaat zich bezighouden met een nieuw onderzoek naar geloof en religieuze ervaring, met name op het gebied van genezing door geloof (gebed, handoplegging, zalving). Maandagavond werden de eerste enquêteformulieren uitgedeeld met vragen over dit onderwerp.