Hebben we een asielcrisis of een bekeringscrisis?
Het is niet de bedoeling dat we asielzoekers of de overheid de schuld van de asielproblematiek geven. De Heere legt in Zijn Woord de vinger bij de zere plek en wijst óns als schuldigen aan.
Minister Faber sprak van een asielcrisis (RD 21-8). Premier Schoof zei dat mensen een asielcrisis erváren (RD 19-9). ”Kenners” reageerden door te beweren dat er geen sprake is van een asielcrisis maar van een opvangcrisis (RD 30-9). Dit is wat mensen zeggen. En mensen hebben graag het laatste woord. Maar wat zegt de Heere in Zijn Woord? Hij behoudt Zich immers het recht voor om het laatste Woord te hebben!
Feiten
Feit is dat het opvangcentrum in Ter Apel enorm worstelt met de grote aantallen asielzoekers. Als onze grenzen openstaan voor asielzoekers, dan moeten zij ook een menswaardige opvang kunnen krijgen. Naar vermogen wordt er steeds alles aan gedaan om dat gerealiseerd te krijgen. Feit is echter dat de doorstroom naar vaste woningen voor statushouders moeizaam verloopt. Feit is dat er weinig huizen beschikbaar zijn en dat dit irritatie oproept bij autochtone Nederlanders die op zoek zijn naar huisvesting. Feit is dat het hele asiel- en migratiebeleid veel geld kost. Feit is dat er vanaf de zijlijn van alles geroepen wordt, maar dat de oplossing nog niet zo eenvoudig is. Feit is dat, als mensen blijven praten in plaats van te luisteren, de verwarring alleen maar groter wordt. Feit is ten slotte ook Jesaja 8:20: „Tot de wet en tot de getuigenis; zo zij niet spreken naar dit woord, het zal zijn dat zij geen dageraad zullen hebben.”
Gods Woord
Gods Woord preekt geen vreemdelingenhaat. Het volk van Israël is zelf lange tijd vreemdeling geweest in Egypte. En dat feit moet hun omgang met vreemdelingen bepalen (Exodus 22:21). God heeft de vreemdeling lief (Deuteronomium 10:18).
De komst van vreemdelingen kan echter ook een oordeel zijn voor Israël. In Deuteronomium 28 houdt Mozes het volk Israël de zegen en de vloek voor. De zegen komt als het volk gehoorzaam is aan de Heere, maar de vloek komt als het volk niet luistert naar de stem van de Heere. Een van die vloeken is volgens Deuteronomium 28:33: „De vrucht van uw land en al uw arbeid zal een volk eten dat gij niet gekend hebt.” En in vers 43 staat: „De vreemdeling die in het midden van u is, zal hoog, hoog boven u opklimmen.” En in vers 51 lezen we: „En het zal de vrucht uwer beesten en de vrucht uws lands opeten.” Ook in Hosea 7:9 komen wij die gedachte tegen: „Vreemden verteren zijn kracht.”
De komst van vreemdelingen kan dus een uitwerking zijn van de verbondswraak. „Omdat gij de stem des HEEREN uws Gods niet gehoorzaam zult geweest zijn, om te houden Zijn geboden en Zijn inzettingen, die Hij u geboden heeft” (Deuteronomium 28:45). „Omdat gij de HEERE uw God niet gediend zult hebben met vrolijkheid en goedheid des harten, vanwege de veelheid van alles” (vers 47). Dat is Gods Woord. En Hij heeft het laatste Woord (Mattheüs 22:12b).
Vingerwijzing
Het is dus niet de bedoeling dat we de vinger uitsteken naar asielzoekers en hun de schuld van alles geven. Het is evenmin onze roeping om met de vinger naar de overheid te wijzen. De Heere legt in Zijn Woord de vinger bij de zere plek en wijst óns als schuldigen aan. Hebben wij niet veel goeds van de Heere ontvangen (vers 47)? En hebben wij Hem toen gediend „met vrolijkheid en goedheid des harten”? Of zijn wij er met de gaven vandoor gegaan en hebben wij de Gever vergeten?
De Heere gaf zoveel, opdat het volk zich in Hem zou verblijden. Maar wij hebben met alle gaven de Heere de rug en de nek toegekeerd. Nederland is een geseculariseerd land. Nederland is een land dat God vaarwel heeft gezegd. En Christus wijst met Zijn vinger naar de kerken als Hij zegt: „Indien nu het zout smakeloos is geworden, waarmee zal het gezouten worden” (Mattheüs 5:13)?
Straf verdiend
Wij hebben niet in de eerste plaats een asielcrisis. Wij hebben ook geen opvangcrisis. Maar wij weigeren ons te bekeren. Er staat: „Omdat gij de HEERE úw God niet gediend hebt…” (Deuteronomium 28:47). In Deuteronomium 29:12 wordt het volk opgeroepen om over te gaan in het verbond des HEEREN én in Zijn vloek. De aanvaarding daarvan is ook de erkenning straf verdiend te hebben bij overtreding. Dan is geen overheid en geen asielzoeker de schuldige. Dan moet ík mij bekeren. En de Heere zegt: „Keer nochtans weder” (Jeremia 3:1).
De auteur is predikant van de hervormde gemeente te Scherpenisse.