Een zoen tijdens de eerste sneeuw
Regen, sneeuw en mist. Weeramateur Johan Effing (89) uit Losser weet nog precies welk weer het was tijdens de geboorte van zijn drie kinderen.
tekst Gert de Looze, beeld RD
Strenge winters, hete zomers, regenperioden - Effing praat er graag over. Van jongs af aan is het weer zijn lust en zijn leven. „Tijdens de Tweede Wereldoorlog kregen we een onderduiker in huis. Hij had landkaarten bij zich en leerde mij van alles over de landen in de wereld”, herinnert Effing zich. „Toen ik in 1947 voor het eerst het weerpraatje op de radio beluisterde, wist ik waar de landen lagen die de nieuwslezer noemde. Geweldig. Mijn passie voor het weer was geboren.”
Moeiteloos strooit Effing met weerweetjes. „De huidige klimaatveranderingen zorgen voor uitschieters, maar ook vroeger waren er bijzondere tijden. Neem de strenge winter van 1946/1947. Daar kunnen we ons nu niks bij voorstellen. Zo vroor het tussen half januari en half maart ’s nachts gemiddeld tien graden. Tijdens de zware novemberstorm van 1972 waaiden in Nederland zo’n 7 miljoen bomen om. De lange droge zomer van 1959 is me ook bijgebleven. Dag in, dag uit zon. Alles werd bruin. Bijzonder is ook dat we tussen 1960 en 1974 in Nederland geen hittegolf hadden.”
Eigen weerpraatje
Effings wieg stond in 1935 in Losser. Hij woont nog altijd in die Twentse plaats. Lange tijd werkte hij in de textielindustrie, waarna hij zich omschoolde tot stukadoor. Daarna specialiseerde hij zich in betonrenovatie, om vervolgens op 57-jarige leeftijd met de VUT te gaan. Vervelen deed hij zich daarna niet. Zo ploos hij met plezier stapels jaarboeken over het klimaat uit. „Ik vind die cijfers en verhalen geweldig interessant en probeer mij aan de hand daarvan voor te stellen hoe het weer vroeger is geweest.” Dagelijks bivakkeerde Effing uren achter de computer om weergegevens in te voeren, weerkaarten van allerlei landen te bestuderen en een eigen weerpraatje te tikken. En hij deelde zijn passie met andere leden van de vereniging voor Weerkunde en Klimatologie.
In 1957 kocht Effing zijn eerste regenglas. Vanaf dat moment begon hij weergegevens te noteren. „Mijn neerslagmetingen belde ik toen door naar weerman Jan Pelleboer. Die gebruikte ze voor zijn weerpraatje in de Twentse krant Tubantia. Dat vond ik prachtig.”
Vandaag de dag beschikt de krasse Twentenaar over een automatisch weerstation, dat in zijn tuin staat. „Dit station stuurt gegevens over bijvoorbeeld luchtvochtigheid, temperaturen, neerslag en windsnelheden naar mijn computer. Die gegevens verwerk ik in overzichten op de computer.”
Siberië
De weeramateur deelt zijn hobby graag met anderen. „Ik schreef weerstukjes in de Nieuwe Dinkellander, een huis-aan-huis-krant in Losser. Verder hield ik spreekbeurten. Mensen vroegen mij op straat of in de winkel naar mijn weersverwachting. Ik schrijf nog dagelijks een stukje op mijn website over het weer en over mijn belevenissen. Vroeger hield ik weerpraatjes bij verschillende omroepen. Nu kom ik enkel nog op zaterdagmorgen op Enschede FM.”
Effing toont het weerkamertje op de eerste verdieping van zijn woning. „Ik kom hier dagelijks.” Op een plank boven het bureau staan tientallen agenda’s. „Daarin noteerde ik vanaf 1970 de neerslaggegevens.” Effing opent zijn website, weerstationlosser.nl/wp, en laat tabellen vol weercijfertjes zien. Hij verzamelde daarnaast massa’s weerspreuken, verdiepte zich onder andere in het klootschieten en in het dagboek dat Aleida Leurink tussen 1682 en 1755 bijhield.
Die inspanningen bleven niet onopgemerkt. „Eind jaren negentig werd ik benaderd door een Nederlandse ingenieur die aan de oostkant van Siberië werkte. Hij vroeg mij of ik hem dagelijks de weersverwachting voor dat stukje Rusland kon mailen. Dat heb ik een aantal jaren gedaan, totdat het contract van die man afliep.”
Extremen
Nog altijd zorgt het weer voor een stuk levensvulling. „Mijn vrouw Elfriede is in januari overleden. Mijn hobby helpt mij mede door de moeilijke tijd.” Hij wijst naar de keuken: „Elk jaar als de eerste sneeuw viel, gaven mijn vrouw en ik elkaar daar een zoen. De winter vind ik de meest boeiende tijd.” Lachend: „Als er een flink pak sneeuw valt en het verkeer weer eens in de soep loopt. Extremen zijn leuk voor weermensen.”
„Ik heb mede dankzij mijn hobby een geweldig leven gehad”, concludeert Effing. „In januari hoop ik negentig te worden. Het zou mooi zijn als een ander mijn werk dan wil overnemen.”