Meditatie: Echte wijsheid
Jeremia 8:9
„De wijzen zijn beschaamd, verschrikt en gevangen; zie, zij hebben des HEEREN woord verworpen, wat wijsheid zouden zij dan hebben?”
De geestelijke wijsheid blijkt uit het feit dat het hart eerlijk en ootmoedig gemaakt wordt, zodat het beeft voor en komt tot het licht van de Goddelijke openbaring. Het hart is begiftigd met deze wijsheid, en waarin deze vrees is geplant, leeft men in vereniging met het levende woord van God. Als God dreigt, beeft de zondaar. Als God iets verbiedt, probeert hij zich ervan te onthouden. Als God met hem twist, zwijgt hij. Als Hij hem slaat, buigt hij daaronder. Als God hem beschuldigt, doet zijn ongerechtigheid hem aan de rechtvaardigheid Gods onderworpen zijn. Als God zegt: „Komt, laat ons tezamen richten”, blijft hij op een afstand staan. Als Hij zijn zonden in orde voor zich stelt, weet hij dat dit nog niet al zijn zonden zijn. Als God op hem toornt en hem bestraft, verwacht hij ergere dingen. Als God bittere dingen tegen hem schrijft, verzwaart hij iedere omstandigheid in het handschrift der zonde. Als God voorneemt hem genadig te zijn, weigert hij getroost te worden. Als genade hem vernedert, durft hij die genade niet aan te nemen. Als God met hem verzoend is, verafschuwt hij zichzelf vanwege zijn ongerechtigheid.
De dwaas kent dit niet. Hij haat het licht. „Spreekt tot ons zachte dingen, schouwt ons bedriegerijen. Laat de Heilige Israëls van ons ophouden!” (Jesaja 30:10-11). „Genees onze breuk op het lichtste, zeggende: Vrede, vrede!” (Jeremia 8:11).
_William Huntington,
predikant te Londen
(”De wijze en de dwaze maagden”, 1835)_