In het vraaggesprek zegt Assad dat hij om „technische redenen” nog geen definitief tijdschema voor de terugtrekking kan geven. Volgens hem moet dat duidelijk worden tijdens overleg met zijn legerleiding. Politieke factoren spelen volgens hem geen enkele rol bij het opstellen van een tijdsplan.

Syrië heeft 14.000 militairen in Libanon, maar de Syrische aanwezigheid staat steeds meer onder druk na de moord op de Libanese ex-premier Hariri op 14 februari. De pro-Syrische regering in Libanon is maandag afgetreden na massaal binnenlands protest tegen de regering en de invloed van Syrië in hun land.

De Verenigde Staten en Frankrijk hebben dinsdag opnieuw de onmiddellijke terugtrekking van Syrië uit het buurland geëist. Beide landen herhaalden daarmee de oproep zoals die vorig jaar op hun initiatief in resolutie 1559 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties is vastgelegd.

De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Rice, en haar Franse collega, Barnier, zeiden in een gezamenlijk verklaring „dat de Libanezen hun eigen lot moeten bepalen langs de wet van vrije en eerlijke parlementsverkiezingen, ondersteund door de aanwezigheid van internationale waarnemers voor en tijdens de stembusgang.”

Rice en Barnier hadden een onderhoud op de top in Londen over hervormingen in de Palestijnse gebieden.

De Syrische militaire aanwezigheid waartegen de afgelopen tijd massaal is gedemonstreerd in Libanon, stamt nog uit de tijd van de burgeroorlog (1975-1990). Bij de ondertekening van het vredesakkoord van Taif in 1989 beloofde Syrië al zijn troepen terug te trekken, maar dat is slechts gedeeltelijk gebeurd.

De Syrische president Assad zegt in het interview met Time dat de veiligheidssituatie in Libanon veel beter is dan voorheen. „Ze hebben een leger, ze hebben een staat, ze hebben instellingen.” Tot nu toe verbond Assad de Syrische terugtrekking steeds aan een algehele vredesregeling voor het Midden-Oosten.

In Libanon is dinsdag de zoektocht begonnen naar een nieuwe premier na het plotselinge aftreden van minister-president Karami. Hij besloot zijn post op te geven na massale straatprotesten.

Volgens het persbureau AFP heeft de pro-Syrische president Lahoud het parlement 48 uur gegeven om een nieuwe minister-president voor te dragen. Net als Karami moet die uit de soennitische gemeenschap komen.

In Libanon zijn de belangrijkste posten tussen de religieuze gemeenschappen verdeeld. De christenen leveren de president, de soennieten de premier en de sjiieten de voorzitter van het parlement.

Druzenleider Jumblatt, die zich als oppositieleider manifesteert, wil een „neutrale” overgangsregering. Die moet het vertrek van de Syrische troepen regelen en parlementsverkiezingen voorbereiden.