Meditatie: Wenselijke zaak
Jesaja 40:18
Als men God een onzekere besluiteloosheid zou toeschrijven, die zou afhangen van de uitkomst, die Hem de wetgevende macht zou ontzeggen, welke God zou Hij dan zijn? Niet anders dan een afhankelijk en veranderlijk God, en wat is dat anders dan een afgod?
Zegt u: „Ja, maar God heeft evenwel alleen sommigen verkoren en Hij roept algemeen. Handelt Hij dan omtrent de niet-uitverkorenen niet geveinsd, en hoe kan iemand zeker weten dat God hem welmenend roept?” Ik antwoord: „Daar is zeker in dit stuk iets wat wij eindige en kortzichtige schepselen niet ten volle kunnen doorzien.”
Maar kortom: „Wat doet de Heere in de roeping, die door het Woord geschiedt?” Zegt Hij daarin dat Hij voornemens is alle uitwendig geroepenen te zaligen? Neen: Hij laat de zaligheid in Christus als noodzakelijk en begeerlijk voorstellen. Hij laat verkondigen dat een weg van zaligheid mogelijk, ja dadelijk uitgevonden en voorgesteld is. Tevens laat de Heere verkondigen dat er een onlosmakelijk verband ligt tussen het gelovig komen tot Christus en het zalig worden: dat niemand die komt, zal uitgeworpen worden.
Ten slotte: Hij geeft de mens van Zijn kant vrijheid om te mogen komen zo hij wil; ja Hij beveelt dat op straffe van Zijn hoogste ongenoegen. Wat is er in dit alles, dat strijdt tegen Gods verborgen wil? Blijft het niet een wenselijke zaak om zalig te worden?
Theodorus Adrianus Clarisse,
predikant te Amsterdam
(”Een drietal leerredenen, Lukas 14:15 tot en met 24”, 1779)