GezondheidDepressie

Hoogleraar wil huis van de stemming stutten

Het leven na een depressie is zwaar, de kans op terugval groot. Prof. dr. Marie-José van Tol zoekt naar manieren om de negatieve cyclus tegen te gaan.

10 June 2024 16:15
„Een op de vijf Nederlanders maakt in zijn leven een depressieve periode door.” beeld André Dorst
„Een op de vijf Nederlanders maakt in zijn leven een depressieve periode door.” beeld André Dorst

Ze behoort tot de fine fleur, de toplaag, van de Nederlandse wetenschap. Dat werd in september vorig jaar gezegd over prof. dr. Marie-José van Tol, bij haar oratie. Al vrijwel haar hele volwassen leven doet de 43-jarige hoogleraar cognitieve neuropsychiatrie aan de Rijksuniversiteit Groningen onderzoek naar depressies, onder andere door het analyseren van MRI-scans van de hersenen. De kern van haar hoogleraarschap richt zich op twee vragen. Hoe kan het dat de ene persoon langdurig en terugkerend somber of depressief kan zijn en de ander niet of maar korter? En: wat kunnen we doen om te zorgen dat de depressie niet terugkeert en iemand een zo waardevol mogelijk leven kan leiden?

In een lunchcafé in het centrum van Zwolle vertelt de Groningse hoogleraar, gestoken in bloemetjesblouse, over haar hoogleraarschap, haar onderzoek en haar toekomstdroom.

Prof. dr. Marie-José van Tol, hoogleraar cognitieve neuropsychiatrie aan de Rijksuniversiteit Groningen. beeld André Dorst

U bent nu bijna een jaar hoogleraar. Hoe kijkt u terug op het afgelopen jaar?

„Het was een goed en feestelijk jaar. Een academische carrière is er vaak een van door hoepels springen. Je moet een bepaald aantal beurzen binnenhalen, publicaties doen en mensen begeleiden. De druk zit er goed op. Als je dan door die laatste hoepel, de benoeming tot hoogleraar, bent gesprongen, valt er heel wat van die druk weg. Je hebt het gehaald.

Mijn oratie in september was een mooi moment om even stil te staan en terug te kijken: wat heb ik eigenlijk gedaan, waar wil ik naartoe werken en wat is daar het belang van? Die hoepels waar ik het over had, zorgen ervoor dat ik steeds aan kortetermijnplanning deed. Hoogleraar ben je in principe tot je pensioen, dus misschien nog wel 25 jaar of langer. Dat geeft me vrijheid in denken en ruimte om me te richten op grotere en langdurigere projecten. Het was dus dit jaar ook een soort nieuw begin.”

„Als je dan door die laatste hoepel, de benoeming tot hoogleraar, bent gesprongen, valt er heel wat van die druk weg” - Prof. dr. Marie-José van Tol, hoogleraar cognitieve neuropsychiatrie

Er verschijnen in de media regelmatig zorgelijke berichten over psychische klachten, vooral onder jongeren. Hoe terecht is dat?

„Als we naar de cijfers kijken zien we in de afgelopen tien jaar een toename van het aantal mensen met psychische klachten in zo’n mate dat ze hun leven niet meer zo kunnen leiden als ze eerst deden. Dat wil bijvoorbeeld zeggen dat ze minder sociale contacten hebben, minder goed kunnen studeren of hun werk niet goed meer kunnen doen. Een op de vijf Nederlanders maakt in zijn leven een depressieve periode door. Dat aantal is met meerdere procentpunten toegenomen in het afgelopen decennium.”

„Ook je karakter of temperament bepaalt deels je gevoeligheid voor een depressie.” beeld André Dorst

Uw hoogleraarschap draait om de vraag hoe het kan dat de ene persoon langdurig en terugkerend somber of depressief is, en de ander niet of maar korter. Wat weten we daar inmiddels over?

„We weten dat veel factoren meespelen. In mijn oratie vergelijk ik de stemming van een mens met een huis. Bij sommigen heeft het huis al een broze fundering. Dat kan bijvoorbeeld komen door genetische gevoeligheid of kwetsbaarheid. Dat weten we door studies uit het verleden waarbij tweelingen gescheiden werden. Zelfs als ze in een heel andere omgeving opgroeiden, hadden beide helften een grotere kans op een depressie. Dat de fundering van het huis niet stevig staat, kan ook te maken hebben met stressvolle of traumatische gebeurtenissen in de jeugd. Bijvoorbeeld omdat iemand systematisch gepest, fysiek mishandeld of misbruikt werd. Of doordat iemand thuis altijd te horen kreeg dat hij niet goed genoeg was. Of doordat iemand op jonge leeftijd een ouder verloor of een ongeluk meemaakte.

Ook de bredere omgeving waarin iemand opgroeit, speelt een rol. In een gezin waar kinderen niet leren om om te gaan met conflicten of geen aandacht krijgen, kan het ene kind een sterke fundering meekrijgen in zijn jeugd en het andere niet. Zat je in een leuke klas? Had je een vriendje bij wie je altijd terechtkon thuis en bij wie je wel liefdevolle aandacht kreeg? Had je een goede band met een oom en tante?  Was je de oudste of de jongste? Al die factoren spelen mee.

„Bij sommigen heeft het huis van de stemming al een broze fundering”

Ook je karakter of temperament bepaalt deels je gevoeligheid voor een depressie. Sommige mensen zijn geneigd om met negatieve emoties te reageren op stress, of niet geneigd met positieve gevoelens te reageren als er iets leuks gebeurt. Dat kan bijdragen aan een grotere vatbaarheid voor depressie.”

Onderzoek toonde eerder aan dat een preventieve therapie goed kan helpen tegen terugval na een depressie. U onderzoekt nu hoe dat kan. Hoe ziet die therapie eruit?

„We weten inderdaad dat preventieve cognitieve training heel goed werkt, beter dan antidepressiva. Dat is door anderen uitgebreid onderzocht. Iemand volgt acht sessies met een therapeut, waarin hij onder andere negatieve gedachten over zichzelf herkent en die vervolgens uitdaagt. Dus als iemand van zichzelf denkt dat hij alles goed moet doen omdat hij anders niets waard is, dan gaat de therapeut aan die gedachte morrelen. Hoe waarschijnlijk is het dat niemand je meer aardig vindt na een fout? Vervolgens fantaseer je samen over hoe het zou zijn om te leven in een wereld waarin iedereen je leuk vindt, ongeacht wat je doet. Je laat je koffie vallen als je aankomt op je werk, het geeft niets. Tijdens een vergadering zit je even niet op te letten en dat zeg je hardop. Je baas reageert dat het helemaal niet erg is en dat iedereen dat weleens heeft. Na zo’n therapie blijkt dat mensen wat meer positieve gedachtes over zichzelf hebben en dat de sessies helpen om de stemming te stabiliseren, vergeleken met mensen die de therapie nog niet kregen.”

U wilt het huis van de stemming verstevigen door de mentale controle te stutten. Wat betekent dat?

„In mijn onderzoek richt ik me vooral op mensen die al een depressie hebben gehad. Na het herstel krijgen meer dan vier op de tien personen opnieuw een depressie, en daarna loopt die kans helaas steeds verder op. Mensen die een depressie hebben gehad, vinden het lastiger om hun aandacht bij een taak te houden en om hun planning te overzien. Hun mentale controle is verminderd. Ze kunnen zich minder goed concentreren bij het lezen van een boek, komen in hun werk niet op hun oude niveau, of zien het niet meer zitten om een etentje te organiseren omdat ze daarvoor allerlei dingen moeten kopen en voor hun gasten moeten koken. Maar doordat ze minder voor elkaar krijgen, voelen ze zich ook waardelozer. Ze komen in een negatieve spiraal terecht, of komen de depressieve spiraal niet helemaal meer uit. Ik wil weten waar die moeite met mentale controle vandaan komt en hoe we die kunnen verbeteren, om zo bij te dragen aan beter herstel en preventie van nieuwe depressies.”

En daarvoor grijpt u naar een economisch model.

„Klopt. Onder iedere beslissing die we nemen, ligt een soort kosten-batenanalyse. Die willen we wat gaan manipuleren. Mensen die depressief zijn geweest hebben voordat ze aan een taak beginnen op drie momenten een laat-maarreactie. In hun inschatting van de moeite die iets kost zijn ze somber, ze hebben het idee dat het hen toch niet gaat lukken, en ze kunnen zich het positieve gevoel na het volbrengen van een taak niet goed voorstellen. Daardoor haken ze af. Ik wil kijken of het helpt als ze aan de voorkant al voelen hoe fijn het naderhand zal zijn als ze ergens wel aan beginnen en het afmaken, specifiek als het gaat om dingen die ze belangrijk vinden.

„Mensen die depressief zijn geweest, hebben voor een taak op drie momenten een laat-maarreactie”

Neem bijvoorbeeld iemand die een goede ouder wil zijn. Dat kost veel inspanning voor iemand die een depressie heeft gehad: hij moet boodschappen doen, vroeg opstaan, de broodtrommel vullen, de kinderen op tijd naar school brengen en in de tussentijd ook nog aardig zijn. Dat kan te veel zijn, waardoor het niet lukt en iemand zich waardeloos voelt. Wij willen er echter voor zorgen dat hij vooraf al stilstaat bij het positieve gevoel dat hij naderhand zal krijgen: dat hij een goede ouder is, die de kinderen niet met beschimmeld brood op pad stuurt bijvoorbeeld. Onze vraag is: gaat het in dat geval beter met de mentale controle die je nodig hebt om aan complexere of veeleisende taken te beginnen en deze ook te volbrengen?”

Mensen kunnen zelf een aantal dingen doen om hun psychische gezondheid te verbeteren. Toch benadrukt u ook dat het geen individuele verantwoordelijkheid is. Hoe zit dat?

„Ik vind het enerzijds belangrijk dat mensen weten dat bepaalde zaken wel degelijk zin hebben. Zo zijn goed slapen, geen alcohol drinken, genoeg ontspannen en bewegen basale factoren voor een goede psychische gezondheid. Voor iemand die zich somber voelt, loont het de moeite om zijn eigen gedrag tegen het licht te houden. Sommige nare gevoelens kun je vermijden door goed voor jezelf te zorgen.

Tegelijkertijd geldt ook: als je toch depressief wordt, betekent dat niet dat dat komt doordat je slecht voor jezelf hebt gezorgd en geen verantwoordelijkheid hebt genomen. Daarvoor liggen er te veel factoren buiten je eigen invloed.

Ik denk ook dat we vaak vergeten hoe ontzettend hard werken het is voor mensen die een depressie hebben gehad om een nieuwe depressieve periode te voorkomen. Laatst kreeg ik een e-mail van een vrouw die daarover vertelde. Voor haar zat een avondje uit er niet meer in. Ze moest altijd op tijd naar bed, ze werkte met voorspelbare weekplanningen, kon de boel niet even de boel laten. Het doet me denken aan diabetes, waarbij je continu moet kijken: kan ik dit nu wel of niet eten? Het is geen zorgeloos bestaan.”

„Ik denk dat we vaak vergeten hoe ontzettend hard werken het is voor mensen die een depressie hebben gehad om een nieuwe depressieve periode te voorkomen”

U zei eerder dat u, nu u hoogleraar bent, kunt nadenken over de lange termijn. Wat hoopt u dat de impact van uw onderzoek zal zijn?

„Ik hoop ten eerste dat we goed gaan begrijpen waar de motivatie- en concentratieproblemen vandaan komen bij mensen die een depressie hebben gehad. Als we daar een beter begrip van hebben, kunnen we mensen behandelingen bieden die goed bij hen passen. Zo hoop ik eraan bij te dragen dat mensen een zinvoller leven kunnen leiden en meer kwaliteit van leven ervaren, en dat ze minder kwetsbaar worden voor een nieuwe depressie. Dat is mijn droom.”

> depressiestudie.com

Meer over
Psychologie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer