Meditatie: Heerlijk bewaard
2 Timotheüs 4:8
„Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in die dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning liefgehad hebben.”
Dit weggelegde goed van Psalm 31 zal eenmaal voorzeker bezit van het volk van de Heere worden. Dat goed is voor hen alleen bewaard en verzegeld in de hemelse schatkist. Ja, het is een weggelegde kroon, die de rechtvaardige Rechter te dien dage ook geven zal (2 Timotheüs 4:8). Dit goed komt daarom ook voor als een erfenis (Kolossenzen 3:24). Nu kan immers het testament van de hemelse Vader niet liegen; die goederen moeten de erfgenamen te zijner tijd ontegenzeggelijk te beurt vallen.
Maar laat we verder nader beschouwen wie het zijn voor wie dit goed zo wordt bewaard en weggelegd is. De psalmist zegt: voor degenen die U vrezen. Het is zeker dat door het voornaamwoordje ”U” niemand anders verstaan moet worden dan de Heere, de HEERE als de eigenaar van dit weggelegde goed, Wiens lof de psalmist ook vermeldt (Psalm 31:22). Tot de HEERE had hij (Psalm 31:10, 15 en 18) zijn smeekbede gericht. Let wel: „voor hen die de Heere vrezen”.
Vreze is eigenlijk zo’n hartstocht waardoor men met ongenoegen en droefheid een toekomend kwaad dat men zelf niet kan afweren, tegemoetziet, gepaard met een wens dat men daarvan mag bevrijd worden. Deze is bij de mens ingeschapen om te blijven in een staat van geluk en voorspoed. Wordt nu enig kwaad verwacht dat daartegen strijdt en aanloopt, terstond vreest men.
_Petrus Nahuys,
predikant te Monnickendam
(”Verzameling van veertien uitgezochte en stichtelijke afscheids- als intree- en andere predicatiën”, 1766)_