Meditatie: Genadige verhoring
Psalm 31:8
„Ik zal mij verheugen en verblijden in Uw goedertierenheid, omdat Gij mijn ellende hebt aangezien, en mijn ziel in benauwdheid gekend.”
De Messias brengt ook Zijn vreugde uit over het heil hun aangebracht, en over Zijn zegepralende vrijmaking uit de macht en het geweld van Zijn hoofdvijand, de satan, wiens kop Hij nu vermorzeld zag: „Ik zal mij verheugen en verblijden in Uw goedertierenheid, omdat Gij mijn ellende hebt aangezien, en mijn ziel in benauwdheid gekend. En hebt mij niet overgeleverd in de hand van de vijand; Gij hebt mijn voeten doen staan in de ruimte” (vers 8-9).
In vers 10-19 komt een andere klager tevoorschijn. Wij denken hier aan een navolger van de Messias, en wel de gelovigen of de ware leden van Christus’ Kerk. Zij worden in navolging van hun Hoofd tot strijd en lijden geroepen. Deze, met angst beladen, heft ook zijn klaagstem op, en smeekt God op het weemoedigste om een genadige uitkomst en redding uit al zijn noden en zwarigheden. Hij stelt dan op een beklagenswaardige wijze de Heere zijn inwendige benauwdheden voor, die veroorzaakt worden door het gevoel van zijn zonden, die zijn krachten verteerden. Daarom dringt hij zeer ernstig aan op een gunstrijke vergeving. „Wees mij genadig, HEERE, want mij is bange; van verdriet is doorknaagd mijn oog, mijn ziel en mijn buik. Want mijn leven is verteerd van droefenis, en mijn jaren van zuchten; mijn kracht is vervallen door mijn ongerechtigheid” (vers 10-11).
Petrus Nahuys,
predikant te Monnikendam
(”Verzameling van veertien uitgezochte en stichtelijke afscheids- als intree- en andere predicatiën”, 1766)