Meditatie: Messiaans lied
Psalm 31:6
„In Uw hand beveel ik mijn geest; Gij hebt mij verlost, HEERE, Gij, God der waarheid!”
Dichtkundig is deze psalm zo ingericht, dat onderscheiden sprekers beurtelings elkaar vervangen. In vers 2-9 wordt de Messias ingevoerd, als Een Die een treurig gesprek houdt met God Zijn Vader, zoals Hij aan het kruis hangend bereid was om Zijn ziel in de dood uit te storten. Hij bidt dan in die duisternis Zijn Vader om uitredding en haastige verlossing uit Zijn bange lijden, om niet beschaamd en te schande te worden. Verder om de verhoging bij God in heerlijkheid; terwijl Hij Zich op Zijn Vader verliet: „Op U, o HEERE, betrouw ik, laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid; help mij uit door Uw gerechtigheid. Neig Uw oor tot mij, red mij haastelijk; wees mij tot een sterke Rotssteen, tot een zeer vast Huis, om mij te behouden (vers 2-3).
Hij ontdekt ook de grond waarop zijn vertrouwen steunt, ter verkrijging van een gewenste uitkomst: „Want Gij zijt mijn Steenrots en mijn Burg; leid mij dan, en voer mij, om Uws Naams wil. Doe mij uitgaan uit het net, dat zij voor mij verborgen hebben, want Gij zijt mijn Sterkte” (vers 4-5).
Daarop laat Hij Zijn laatste afscheidsredenen volgen, waarmee Hij, niet twijfelend aan de goddelijke bijstand, Zijn worsteling besluit. Hij geeft Zijn ziel gerust over in de hand van God, Zijn Hemelse Vader. Hij zegt dan: „In uw handen beveel Ik Mijn geest” (vers 6).
Petrus Nahuys, predikant te Monnikendam
(”Verzameling van veertien uitgezochte en stichtelijke afscheids- als intree- en andere predicatiën”, 1766)