Meditatie: De Grote Hogepriester
Hebreeën 9:12
„Noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende.”
De Heere Jezus onder het Evangelie doet nu hetzelfde aan de harten van al Zijn ware uitverkorenen en gelovigen, door hen geestelijk te komen verlossen uit hun zielsnoden en ellende, als wat Hij tevoren onder de wet aan Israël gedaan had, door hen lichamelijk te verlossen uit hun tegenspoeden en zware verdrukkingen. Wat overtreft deze geestelijke verlossing toch alle aardse verlossingen! Want die zijn alle bij elkaar maar tijdelijk en kortstondig en zullen, hoe heerlijk zij ook mogen zijn, toch eens met de dood voor eeuwig eindigen en kunnen ons dan verder geen nut of voordeel meer aanbrengen. Maar van deze verlossing, die inwendig en geestelijk is, getuigt de apostel dat onze Heere Jezus Christus eenmaal door Zijn eigen bloed ingegaan is in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende (Hebreeën 9:12). Een eeuwige verlossing! O, wat maakt dit de hele zaak eerst goed en volkomen. Al zouden wij van alle jukken van aardse ellende en verdrukkingen helemaal verlost worden door de goedertierenheid des Heeren over ons, zodat er voor ons zelfs geen banden meer waren tot onze dood toe (Psalm 73:4), wat zouden wij daarbij toch winnen, als het juk der zonde dan toch nog vastgebonden bleef liggen op de kinnebakken van onze zielen? Dan zijn immers alle aardse en tijdelijke zegeningen ons enkel maar tot een vloek!
_Theodorus van der Groe,
predikant te Kralingen
(”Het juk afgenomen”, 2003)_