Zondagsschoolpolitie ondermijnt rechtsstaat en moet van tafel
De zondagsschoolpolitie staat weer op de agenda van de Tweede Kamer. Dat blijkt uit een brief die VVD-minister Paul vorige week aan de Kamer stuurde. Haagse politici eisen bevoegdheid om het informele onderwijs te controleren op inhoud die zij ongewenst achten. Die bevoegdheid is echter onnodig.
Met deze wet wil de overheid zich het recht toe-eigenen om toezicht te houden op alle vormen van informeel onderwijs. Bovendien zou zij daardoor het recht krijgen om ongevraagd advies te geven over de inhoud van het onderwijs en in te grijpen wanneer zij dit wenselijk acht.
Via artikel 1 van de Grondwet treft dit informele opleidingen, van Koranschool en zondagsschool tot scouting. Immers, op catechisatie leren jongeren wat God liefheeft en wat Hij haat en dat wij op dezelfde manier over zonde moeten denken. Dit overheidsplan komt bovendien angstig dicht bij de preekstoel en het leerstellig en ethisch onderwijs van de kerk.
Gezien deze omstandigheden was het mooi om op 25 maart namens Bijbels Beraad M/V bij de SGP in Elspeet te mogen spreken over de ”vrijheid van onze scholen”. Tijdens deze bijeenkomst meldde SGP-fractieleider Chris Stoffer dat het demissionaire kabinet het wetsvoorstel toch weer op de agenda had geplaatst.
Na de verkiezingen van 22 november had de Tweede Kamer namelijk op zijn voorstel het wetsvoorstel Toezicht op informeel onderwijs van de agenda gehaald. De Kamer stemde in met een motie van Stoffer en Krul (CDA) om het toezicht alleen te richten op geradicaliseerde instellingen die de democratische rechtsstaat bedreigen. Daarvoor is in principe geen onderwijswet nodig maar heeft de overheid al bevoegdheden. Toezicht op specifieke aanbieders van informeel onderwijs is grondwettelijk mogelijk, maar dan op basis van een andere juridische grondslag, namelijk die van openbare orde en veiligheid. Er kon dus een streep door het wetsvoorstel en de voorbereiding ervan.
Meteen na de stemming vroeg Stoffer aan de minister om schriftelijke bevestiging en verduidelijking van hoe zij de motie ging uitvoeren. Die brief kwam op 7 maart en daaruit bleek dat de minister de motie niet wilde uitvoeren en alsnog met een algemeen wetsvoorstel zou komen. Blijkbaar hadden PvdA en GroenLinks ”per ongeluk” verkeerd gestemd, toen ze Stoffers motie steunden. Is dit geen indicatie van het kwalitatieve gehalte van ons parlement? Stoffer wilde uitleg en die kwam vorige week in de nieuwe brief van de minister. Ze wil de bevoegdheid om het informele onderwijs te controleren, maar geeft geen grondwettelijke redenen waarom ze die zou mogen krijgen.
Onnodige bevoegdheden
In de wandelgangen was al duidelijk geworden dat links-liberale ideologen niet bereid waren hun agenda op te geven. Dat blijkt niet alleen uit de gang van zaken rond de totstandkoming van de wet op het burgerschapsonderwijs, maar eerder ook uit de aanvankelijke inspectie op islamitische scholen. Dagblad Trouw kopte reeds in 2002: ”Inspectie moet geen AIVD-werk doen”. Dat geeft ook de spanning bij het wetsvoorstel voor informeel onderwijs aan.
In de kern vraagt de minister om bevoegdheden die ze niet nodig heeft. Als er bij informeel onderwijs tot misdadigheid aangezet wordt, is dat een zaak van andere overheidsinstanties, zoals de politie. Een onderwijsminister heeft daarmee niets te maken. Het laat volgens mij zien dat dit kabinet graag invloed wil op alle onderdelen van de samenleving, ook op terreinen waarover we samen afgesproken hebben dat die onder de bevoegdheid van anderen vallen.
Ideologische maatstaf
Als redenen voor de noodzaak voor deze wet noemt Paul: „Ook onderwijs dat buiten het reguliere onderwijsstelsel valt, heeft invloed op de manier waarop kinderen elkaar, hun leefwereld en de rest van de wereld tegemoet treden. Echter, wanneer er een slechte, kwaadwillende bron achter het informeel onderwijs zit, kan dit negatieve, schadelijke gevolgen hebben voor kinderen. Waar en wanneer dit het geval is, willen we tijdig en stevig kunnen ingrijpen, mede zodat goedwillende instellingen niet onterecht in een kwaad daglicht komen te staan.”
Wat bedoelt de minister met een „slechte, kwaadwillende bron” achter zulk onderwijs? Welke maatstaven heeft ze daarvoor? Zijn predikanten die tijdens de catechisatie artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis onverkort leren ook zo’n sinistere bron? Mogen christelijke organisaties die toerustingsavonden verzorgen (zoals Bijbels Beraad M/V) straks door inspectieambtenaren gecontroleerd worden op hun opvattingen over homoseksualiteit en transgenderisme? Niet volgens wat de natuur en de Bijbel laten zien over wat goed of slecht is, maar naar de maatstaven van partijen als de VVD, D66 en GroenLinks-PvdA?
Het is duidelijk. Dit wetsvoorstel ondermijnt de rechtsstaat en moet zo gauw mogelijk van tafel. Maar als dat niet gebeurt, hoeven christenen niet in paniek te raken. Wat de omstandigheden wel van ons vragen, is om duidelijk en integer te zijn als het gaat om onze opvattingen. Dat was ook de boodschap van alle sprekers op 25 maart. Schaam u niet voor de Heere en de Bijbelse ethiek die we overdragen op onze kinderen. Dat kan niet in eigen kracht. Daarvoor is voorbede nodig: voor ouders, onderwijzers, volksvertegenwoordigers, overheid en ambtenaren. Een stille kracht die na de Stille Week moet doorgaan.
De auteur is theoloog en classicus en verbonden aan het Hersteld Hervormd Seminarie, North-West University en Bijbels Beraad M/V.